lastingen, welke van de inkomens of vermogens geheven worden.
De voornaamste bronnen hiervan zijn de personeele belasting, de
grondbelasting en de ondernemingsbelasting, geheven bij toepas
sing van het vermenigvuldigingscijfer 1.
Zonder fondsvorming zou de gemeente terzake van deze be
lastingen jaarlijks eenige tonnen meer ontvangen dan thans aan
uitkeering uit het gemeentefonds ingevolge de financieele ver
houding. Deze meerdere opbrengst zou nog niet voldoende zijn
om het tekort op de begrooting te dekken, doch een en ander
toont wel aan, dat een herziening van de financieele verhouding
tusschen het rijk en de gemeenten noodzakelijk is. Gelukkig if|
thans een rijkscommissie terzake werkzaam, zoodat misschien op
korten termijn een oplossing van deze voor de gemeenten zoo
urgente kwestie verkregen wordt. De Minister van Financiën,
Prof. Lieftinck, deelde onlangs mede, dat de toestand der ge-
meentefinanciën niet ongunstig is, daar de schuldenlast niet be
langrijk gestegen is. Inderdaad zijn de gemeenteschulden niet
zooals bij het Rijk tot een ongekende hoogte opgeloopen. De
moeilijkheden voor de gemeenten liggen op een ander gebied, n.l.
de onmogelijkheid om tot een sluitend budget te geraken. Hier
voor zijn de gemeenten afhankelijk van de maatregelen, welke het
Rijk treft en van het belastinggebied, dat hun overgelaten wordt.
Vrijwel alle grootere gemeenten zijn noodlijdend en daardoor af
hankelijk van Rijksbijdragen. Het gevolg is, dat van de autonomie
der gemeenten niet veel terecht komt.
De mogelijkheid om tot sluitende begrootingen te komen, zal
de beste stimulans voor efficiency in het beheer zijn. De gemeenten
hebben in de afgeloopen jaren zooveel hoogere en nieuwe uit
gaven te haren laste gekregen, welke niet als uitsluitend gemeente
belang beschouwd kunnen worden, dat een verhooging der in
komsten noodzakelijk is.
In de derde plaats zijn de bedrijfswinsten gedaald, hetgeen het
directe gevolg is van de stijging der lasten, o.a. door salarisver-'
hooging en hoogere inkoop der grondstoffen, en van de daling der
inkomsten, o.a. door de rantsoeneeringsbepalingen voor het gas-
en electriciteitsbedrijf, hoewel de tarieven voor gas en electriciteit
een weinig verhoogd werden. Door de mindere vleeschvoorziening
veranderde de winst van het slachthuisbedrijf van 40.000,
in normalen tijd in een verlies van ongeveer 40.000,over de
laatste jaren.
Hieronder volgt een overzicht van de winsten en verliezen der
voornaamste bedrijven, waarbij rekening is gehouden met het
feit, dat de bedrijfswinsten onderworpen zijn aan de vennoot-
schaps- en ondernemingsbelasting.