- 14
voornaamste Oorzaken, welke deze hebben beïnvloed, werden aan
geduid. Opgemerkt moge nog worden, dat het electriciteits-, gas-
en waterleidingbedrijf onderworpen zijn aan de z.g. precario
rechten, de belasting voor het hebben van voorwerpen als buizen,
kabels, enz., op, in en boven den openbaren gemeentegrond. Door
deze bedrijven is ongeveer 240.000,verschuldigd, welke op
brengst is geraamd op volgnummer 95. De winsten dezer bedrijven
zijn de laatste jaren daardoor met deze belastingbedragen ver
minderd.
Voor het openbaar slachthuis is de begrooting sluitend opgezet,
omdat verwacht mag worden dat de vleeschvoorziening zich lang
zamerhand in den loop van dit jaar zal verbeteren.
HOOFDSTUK XIV.
Door de vele voorschotten, welke de gemeente ten behoeve
van het rijk moet doen, en de trage terugbetaling dezer voorge
schoten gelden door het rijk is het bedrag aan kasgeldleeningen
aanzienlijk gestegen. Daarnaast is vanzelfsprekend van invloed,
dat de gemeente gedurende de laatste jarpn te kampen heeft met
tekorten op den gewonen dienst.
Het bedrag aan opgenomen kasgeldleeningen bedroeg op:
1 Januari 1944 2.900.000,—
1 Januari 1945 3.150.000,—
1 Januari 1946 5.500.000,—.
Van dit bedrag is nog ruim 500.000,te dekken door vaste
geldleening, zoodra zich daartoe een gunstige gelegenheid voor
doet.
De rente voor 3-maands kasgeldleeningen bedraagt den laatsten
tijd 1 9/16 per jaar; voor vaste geldleeningen is de rente 2J/£'%
tot 3 per jaar naar gelang van den looptijd der leening.
De verhooging van het nadeelig slot op dit hoofdstuk wordt
uitsluitend veroorzaakt door de hoogere raming van de rente voor
kasgeldleeningen (volgn. 1259) met 17.500,
HOOFDSTUK XV.
Op dit hoofdstuk zijn gedurende de jaren na 1940 tal van
nieuwe posten opgenomen, welke alle van tijdelijken aard zijn.
Vele uitgaven hebben een algemeen karakter en kunnen niet als
zuiver gemeentelijke uitgaven worden beschouwd. Deze uitgaven
worden dan ook geheel of gedeeltelijk van het rijk terugontvangen.
Zoo wordt in de uitgaven van de distributie (volgn. 1282 en 390)
85 van het rijk ontvangen, terwijl de uitgaven voor geëvacueer-
den (volgn. 1283 en 391) geheel aan het rijk konden gedeclareerd