No. 114.
BIJLAGEN 1946.
6 Juli 1946.
No. 1/11279.
SCHRIJVEN, houdende nadere in
lichtingen omtrent den van
ïr. G. de Kort gevorderden
auto.
Aan den Tijdelijken Raad der gemeente Breda,
Bij de beantwoording van de vragen, door de Heeren H. J.
v. Houten en J. J. Kamphuis gesteld aan den Voorzitter van den
tijdelijken Gemeenteraad, in de raadsvergadering van 12 Juni j.l.
heeft de Voorzitter medegedeeld den Raad alsnog schriftelijk en
uitvoerig te zullen inlichten naar aanleiding van de aangelegenheid
van den auto van Ir. de Kort. Ons college vond tem eer aanleiding
om een uitvoerige schriftelijke uiteenzetting te geven omdat Ir. de
Kort op 28 Mei een uitvoerig schrijven blijkt te hebben gericht
aan de raadsleden individueel, waarin hij de kwestie van zijn auto
ter sprake brengt en waarin enkele leden van ons College worden
aangevallen.
Opgemerkt zij, dat Ir. de Kort het niet noodig heeft gevonden
om een copy van dezen brief ter kennisneming te zenden aan den
Voorzitter van den Raad of het college van B. en W. en even
min aan de personen individueel, die in dien brief worden aan
gevallen.
Wat de zaak zelve betreft het volgende. Kort na de bevrijding
heeft het gemeentebestuur, dat noodzakelijk over een vervoer
middel moest kunnen beschikken, de beschikking gekregen over
den eenigen beschikbaren auto van de firma van Dongen-Jonkers,
voor welken auto een rijvergunning was afgegeven, welke stond
ten name der gemeente Breda.
Op 8 December 1944 is deze wagen echter uit de garage van
de firma van Dongen verdwenen.
Bij brieven van 14 Dec. en 16 December 1944 is den chef van
degenen, die den wagen weghaalden, onmiddellijk verzocht voor
terugbrenging van den wagen te zorgen (zie hierbij de copy van
deze beide brieven (bijlagen 1 en 2). Het resultaat was echter
negatief. Waar het gemis aan vervoergelegenheid, niet het minst
voor vervoer naar andere plaatsen, voor het gemeentebestuur en
voor den burgemeester in het bijzonder, een hinderpaal vormde