om de noodzakelijke werkzaamheden naar behooren te vervullen,
werd in een persoonlijke bespreking aan het hoofd van het M.G.
te Breda verzocht om een wagen ter beschikking van het ge
meentebestuur te stellen.
Van de zijde van het M.G. v/erd medegedeeld, dat men mo
menteel geen wagen had, welke ter beschikking kon worden ge
steld, doch dat het gemeentebestuur zelf moest rondzien of nog
niet hier of daar een wagen te vinden was, welke geen rijver
gunning had, waarna dan door het M.G. zou worden gezorgd
voor een rijvergunning ten name van het gemeentebestuur. Bij#
een bespreking met Ir. de Kort in dien tijd, stelde de loco-burge
meester aan dezen voor om zijn wagen aan het gemeentebestuur
af te staan, hem daarbij voorhoudende, dat op deze manier de
wagen uiteindelijk voor hem behouden bleef en dat het gemeente
bestuur uit den nood geholpen was. Ir. de Kort deelde toen mede,
dat Ir. Sollewijn Gelpke, die voor zeer tijdelijk (van maand tot
maand) bij de gemeente een dienstverband had aangegaan, van
den wagen gebruik maakte met medeweten en goedvinden van
het M.G. en van het M.G. een rijvergunning te zijnen name
voor dien wagen had gekregen.
Aangezien den loco-burgemeester toen niet gebleken is, dat de
wagen officieel door M.G. gevorderd was, doch uit ervaring wist
dat elke behoorlijke auto vroeg of laat door M.G. te zijnen
behoeve werd gevorderd, heeft hij op 23 December 1944 een brief
aan M.G. gezonden, waarvan de copy hierbij wordt overlegd
(bijlage 3). A.ls antwoord hierop kwam de hierbij eveneens over
gelegde brief van M.G. d.d. 28 December 1944 (Bijlage 4). De
situatie was derhalve aldus: de wagen van Ir. de Kort bleek door"/
het M.G. gevorderd te zijn; hij was door het M.G. ter beschik
king gesteld van Ir. Sollewijn Gelpke en aan deze was een
rijvergunning verleend, welke te zijnen name stond. Uit een
oogpunt van veiligstelling van den auto ten behoeve van het
gemeentebestuur kon met deze situatie bezwaarlijk genoegen wor
den genomen. Vooreerst kon op deze manier de wagen elk
oogenblik weer worden teruggenomen om dan in het wagenpark
van het M.G. voorgoed te verdwijnen, zooals met tallooze auto's
was gebeurd en vervolgens werd het ongewenscht geacht, dat een
rijvergunning voor de gemeente ten name stond van een ambtenaar