had het gemeentebestuur dan van Ir. de Kort hetzelfde bedrag terugverlangd, uiteraard onder verrekening van eventueele schade. Wat nu den inhoud van den brief van Ir. de Kort aangaat, het volgende: 1) Nimmer is door wie ook beweerd, dat de onderwerpelijke wagen niet het eigendom van Ir. de Kort zou zijn geweest. De wagen is, hoewel Ir. de Kort dit tot nu toe ontkende, destijds door het M.G. van hem als eigenaar gevorderd zonder dat het gemeentebestuur hierin op eenigerlei wijze de hand heeft gehad. De vordering dateert van 4 December, terwijl de auto van de firma v. Dongen, waarover het gemeentebestuur de beschikking had, eerst op 8 December werd ontvreemd. Foto-copy van het vorderingsbewijs wordt hierbij overgelegd (bijlage 5). 2) Aan den Heer van Mierlo is niet bekend, dat Ir. de Kort in November 1944 een tijdelijke rijvergunning heeft gehad. Hij moet ontkennen, dat hem verzocht is medewerking te verleenen deze om te zetten in een definitieve door het afgeven van een urgentieverklaring. Vooreerst was in November 1944 de heer van Slobbe en niet de heer van Mierlo burgemeester, zoodat deze laatste geen urgentie verklaringen had af te geven. Vervolgens had de gemeente in November 1944 nog de beschikking over den auto van den heer van Dongen-Jonkers, waarvan hierboven sprake was en welke eerst op 8 December 1944 werd ontvreemd, zoodat er alleen al hierom reeds geen enkele reden was om den Ir. de Kort niet ter wille te zijn. 3) Het ligt voor de hand dat de loco-burgemeester, wanneer hij den wagen, die aan de gemeente was overgedragen, noodig had, dezen gebruikte. De wagen heeft eenigen tijd in de garage van Openbare Werken gestaan, omdat elders geen plaats was. Hij werd daar, hetzij door een chauffeur van de brand weer op last van den loco-burgemeester, hetzij door hem zelf, gehaald. Het is zeer wel mogelijk, dat de wagen door het gemeentebestuur gebruikt is in den tijd toen de rijver gunning nog stond ten name van den tijdelijken gemeente ambtenaar Ir. Sollewijn Gelpke. Men kan toch bezwaarlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 252