BIJLAGEN 1946. MO. 132. MEDEDEELINGEN omtrent de bij hoogere instanties gerezen be- T zwaren tegen het raadsbesluit 24 Juli 1946. tot vaststelling van het bedrag No. V/13054. bedoeld in art. 55 bis en art. 101 der L. O. wet 1920 voor het jaar 1946, Aan den Tijdelijken Raad der gemeente Breda, Van Gedeputeerde Staten dezer provincie hebben wij ter kennis- neming een brief ontvangen van den Hoofdinspecteur van het lager onderwijs in de le hoofdinspectie d.d. 6 Juni j.l., waarin deze mededeelt, dat het besluit van Uw College tot vaststelling van het bedrag, bedoeld in het le lid van art. 55 bis en het 3e lid van art. 101 der lager onderwijswet 1920, voor het jaar 1946 niet geldig is, aangezien dit besluit niet vóór 1 Maart 1946 is genomen. Gedeputeerde Staten deelen mede, dat zij zich met den inhoud van voornoemden brief waarvan een afschrift afschrift hierbij gaat*) kunnen vereenigen. Wij merken hieromtrent het navolgende op: Ingevolge het le lid van art. 55 bis der l.o.-wet dient Uw Co- 1ege jaarlijks, tegelijk met het vaststellen der begrooting, het bedrag te bepalen, dat per leerling voor de lagere scholen in het jaar, waarvoor de begrooting geldt, wordt beschikbaar gesteld ter be strijding van de kosten, bedoeld in art. 55 onder e t/m h en o, alsmede die van instandhouding. Daar de vaststelling der begroo- ting 1946, door het verschuiven van den afsluitingsdatum der ge meenterekening 1944 van 30 Juni naar 31 December 1944, eerst veel later kon geschieden dan voorheen en door Uw College op 2 Mei j.l. heeft plaats gehad, is vorenbedoeld besluit ook pas op laatstgenoemden datum genomen kunnen worden. Nu bepaald weliswaar het 2e lid van art. 55 bis, dat, indien het in het le lid bedoelde besluit niet voor 1 Maart is genomen, Uw College wordt geacht op dien datum het bedrag te hebben vastgesteld op het bedrag, dat gold voor het voorafgaand kalen- Ligt ter visie in de Leeskamer.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 293