derjaar, doch daar de voor 1946 berekende bedragen iets hooger uitkwamen dan voor 1945 bepaald, meenden wij Uw College te kunnen voorstellen het besluit ex art. 55 bis vast te stellen over eenkomstig het bepaalde in het le lid van dit artikel. Ten aanzien van de vaststelling van het bedrag ex art. 55 bis blijkt thans echter de datum 1 Maart als beslissend te moeten worden aangemerkt, zoodat Uw College voor 1946 wordt geacht het bedrag te hebben vastgesteld op het bedrag, dat voor 1945 gold, derhalve per leerling: voor het gewoon lager onderwijs op f. 9.25 (f. 9.27) en voor scholen met lokalen of gebouwen in bruikleen voor het gewoon lager onderwijs op f. 8.05 (f. 8.57) uitgebreid lager onderwijs - 12.50 (- 13.21) De hierboven tusschen haakjes opgenomen cijfers hebben be trekking op Uw besluit van 2 Mei 1946. Zij wijken in slechts geringe mate af van die voor 1945. Wij vestigen er nog Uw aandacht op, dat de door den hoofd inspecteur in zijn brief genoemde bedragen niet juist zijn. Klaar blijkelijk heeft deze abusievelijk de bedragen vermeld zooals die voor 1944 waren bepaald. Gedeputeerde Staten zullen wij hiervan in kennis stellen en de schoolbesturen zullen ter zake nader worden ingelicht. voortgezet gewoon l.o. - 11.75 (- 11.97) uitgebreid lager onderwijs - 15.— (- 15.09) Burgemeester en Wethouders van Breda, j|| VAN SLOBBE, burgemeester. VAN WOENSEL, secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1946 | | pagina 294