BIJLAGEN 1946.
No. 107.
24 September 1946.
No. V/18206.
VOORSTEL tot vaststelling der
exploitatievergoeding voor de
bijzondere lagere Scholen over
1944.
Aan den Raad der gemeente Breda.
Ingevolge het bepaalde in artikel 103, sub 2 der Lager Onder
wijswet 1920, dient door U te worden vastgesteld:
le. het bedrag der vergoeding, waarop de besturen der bijzon
dere lagere scholen over het jaar 1944 aanspraak hebben
2e. het bedrag der voor vergoeding in aanmerking komende
uitgaven (Zie de in de Leeskamer ter visie liggende ont-
werp-besluiten).
Het bedrag onder 1 is het bedrag per leerling, bedoeld in
art. 55 bis der Lager Onderwijswet 1920, vermenigvuldigd met
het gemiddeld aantal leerlingen krachtens art. 28 der voornoemde
wet over 1944 van de bijzondere lagere school. Het bedrag be
doeld in art. 55 der Lager Onderwijswet 1920 is, tegelijk met de
vaststelling der gemeente-begrooting over het jaar 1944, vast
gesteld op f 9,voor g.l.o., f 15,voor u.l.o. en f 10,63 voor
v.g.l.o.
Over het jaar 1944 hebben de verschillende schoolbesturen
reeds een voorschot op de gemeentelijke vergoeding ontvangen.
Een verrekening hiermede dient thans plaats te hebben. Het
eventueel te weinig genotene moet onverwijld aan het school
bestuur worden uitgekeerd, terwijl het teveel genotene onverwijld
^in de gemeentekas dient te worden teruggestort.
Het onder 2 bedoelde bedrag is het bedrag der door de school
besturen werkelijk gedane uitgaven, voor zoover deze voor ver
goeding in aanmerking komen. De door de schoolbesturen terzake
ingezonden bescheiden zijn nagezien, waarbij is nagegaan, of de
verantwoorde uitgaven geacht konden worden te behooren tot
,,de kosten der school".
De gerezen bemerkingen betroffen in hoofdzaak: ontbreken van
bewijsstukken, foutieve tellingen, onjuiste boekingen, ten onrechte
in aanmerking gebrachte zegelkosten e.d. Omtrent de bemerkingen
is met de schoolbesturen overleg gepleegd en overeenstemming