No. 196.
BIJLAGEN 1946.
VOORSTEL tot het voeren van een
rechtsgeding tegen een aantal
brandhouthandelaren.
31 October 1946,
No. V/20260.
Aan den Raad der gemeente Breda,
Op 4 September 1945 werd door de gemeente Breda eenerzijds
en een aantal brandhouthandelaren anderzijds, ter uitvoering van
ons besluit dd. 21-8-'45, een overeenkomst gesloten, waarin werd
bepaald, dat ter beschikking van Breda staande houtopstanden
tegen kostprijs aan deze brandhouthandelaren zouden worden
overgedragen, mits zij deze in zijn geheel vóór en in den winter
van 1945/46, uiterlijk 15 April 1946, bruikbaar en leverbaar
zouden maken en kachelklaar onder de burgers van Breda zouden
distribueeren tegen betaling van den prijs, die door of vanwege
den Directeur-Generaal voor de Prijzen zou worden toegestaan,
een en ander volgens richtlijnen, die vastgesteld zouden worden
door een in te stellen Commissie van Toezicht.
Voorts werd in deze overeenkomst o.m. bepaald, dat de onder-
teekenende brandhouthandelaren, de heeren A. Mol, Haagdijk 86b,
G. de Rover, Ginnekenweg 148, J. Mol, Haagweg 265, J. H.
Vergouwen, Haagweg 134, Gebrs. Hendriks, Beierd 10a, alsmede
de fa. L. C. Vrijland, Rozemarijnstraat 28—30, hoofdelijk aan
sprakelijk zouden zijn voor de juiste nakoming van alle verplich
tingen, die uit de overeenkomst en deszelfs uitvoeringsvoorschriften
voortvloeiden en dat indien terzake van eenige verplichting in
gebreke gebleven zou worden, zoodanig, dat de regelmatige en
snelle distributie in gevaar was of zou worden gebracht, zulks ter
uitsluitende beoordeeling van de Commissie van Toezicht, elk der
handelaren op eerste aanzegging dezer Commissie, zonder dat
eenige nadere ingebrekestelling in welken vorm ook wordt ver-
eischt, ten behoeve van de Gemeente Breda eene onmiddellijk
opeischbare boete zou verbeuren, groot f 1000,— (een duizend
gulden).
In de Commissie van Toezicht hadden zitting de Heer A. van
Haperen, wethouder, de Heer Ir. E. Reinders en de Heer A. C.
Sommeling, Hoofdcommies-chef van de afd. Financiën ter gemeente
secretarie.