DE RAAD DER GEMEENTE BREDA;
Overwegende, dat door de R.K. Bouwvereeniging (voormalig
Ginneken) is overgegaan tot het bouwen van 10 woningen voor
groote gezinnen op het grondgebied dezer gemeente;
dat de financiering van den bouw en de instandhouding dier
woningen zal geschieden met gebruikmaking van de financieele
regelingen neergelegd in de Woningwet en hare uitvoeringsvoor'
schriften;
Gelet op de artikelen 52 en 56 der Woningwet en op de 6 en
7 van het Woningbesluit, alsmede op de circulaire van den
Minister van Binnenlandsche Zaken d.d. 10 November 1938,
no. 10108 M/P.C. en op circulaire van den toenmaligen Secre
taris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken
d.d. 27 Augustus 1941, no. 9224 M I
BESLUIT:
I. aan de R.K. Bouwvereeniging voornoemd te verstrekken:
a. een voorschot van ten hoogste 6.139,tegen een rente
van 4 ten behoeve van het verkrijgen van bouwterrein
voor de bovengenoemde woningen, met bepaling, dat voor
rente en aflossing van dit voorschot gedurende 75 jaren
een annuïteit moet worden voldaan, groot 4,223 van
het werkelijk ontvangen voorschot;
b. een voorschot van ten hoogste 141.869,tegen een
rente van 4 ten behoeve van de bouwkosten dier
woningen, met bepaling, dat voor rente en aflossing van
dit voorschot gedurende 50 jaren een annuïteit moet wor
den voldaan, groot 4,656 van het werkelijk ontvangen
voorschot.
II. aan het Rijk, Ministerie van Openbare Werken en Weder
opbouw, Centrale Directie van de Volkshuisvesting, te ver
zoeken aan de gemeente te willen verstrekken voorschotten
tot gelijke bedragen en onder de zelfde bepalingen als sub I
genoemd;