No. 225
BIJLAGEN 1946.
VOORSTEL tot wijziging van de ver
ordening, regelende de pensionnee-
ring van de wethouders.
2 December 1946.
No. VI/22134
Aan den Raad der gemeente Breda.
Het komt ons noodzakelijk voor, dat er in de verordening,
regelende de gevallen waarin en de regelen naar welke aan ge
wezen wethouders der gemeente Breda en aan hun weduwen en
weezen pensioen wordt verleend, Gem.bl. No. 596, wijziging wordt
gebracht en wel in artikel 5, lid 2, dat het navolgende inhoudt:
„Indien en zoolang een gewezen wethouder in verband met een
„openbare betrekking andere inkomsten dan pensioen geniet of
„gaat genieten, wordt het wethouderspensioen slechts uitgekeerd
„tot een bedrag, dat tezamen met die andere inkomsten 5250,
„niet overschrijdt."
(Als een openbare betrekking in den zin van gemeld artikel
wordt beschouwd een ambt of betrekking in dienst van een der
lichamen, genoemd in de artt. 3 en 4 der Pensioenwet 1922, als
mede het lidmaatschap van een besturend of vertegenwoordigend
lichaam o.a, rijk, provincie, gemeente).
Gemeld bedrag is bij besluit van den Burgemeester, waarne
mende de taak van den Raad d.d. 19 Januari 1943 van ƒ5.000,—
op 5250,— gebracht met ingang van 1 Januari 1942. Dit bedrag
js toen gewijzigd in verband met een algemeene 5 salarisver-
^ïooging voor de rijks- en gemeente-ambtenaren vanaf 1 Augus
tus 1941.
Het verdient thans aanbeveling het bedrag van 5250,aan
te passen aan de verhoogingen volgens het Koninklijk Besluit van
15 Januari 1946, Nr. G. 13, houdende voorloopige maatregelen ter
verbetering van de financieele positie van het burgerlijk rijksper
soneel en onderwijzend personeel, welk K.B. van overeenkomstige
toepassing is verklaard op het in ambtelijk verband werkzame
gemeente-personeel.
Volgens de artt. 3 en 4 van dit K.B. bedraagt de salarisverhoo-
ging voor de hooger bezoldigden 20 van de wedde naar den
toestand Mei 1940, te vermeerderen met een overbruggingstoelage
van 240,voor gehuwden.
Het bedrag van 5250,zou derhalve dienen te worden ge
steld op: