Bedrag Mei 1940 5250,de 5 toelage) 5.000,
20 vaste en tijdelijke toelage 1.000,
Overbruggingstoelage 240,
6.240,—
De vaststelling van dit gewijzigde bedrag zou moeten ingaan
met terugwerkende kracht vanaf 1 Januari 1946. Per dezen datum
is ook gemeld K.B. in werking getreden.
Wij stellen U bij dezen voor te willen besluiten het bedrag ad
5250,genoemd in lid 2 van 'artikel 5 van de verordening
wethouderspensioenen, Gem.blad No. 596, te vervangen dort®
6.240,—".
Tevens ware in verband met een aanhangige algemeene salaris
herziening van het overheidspersoneel te besluiten tot vaststelling
van de navolgende overgangsbepaling:
„Gemelde wijziging blijft van kracht voorzoover en zoolang het
„Koninklijk Besluit van 15 Januari 1946, G. no. 13, op het ge-
„meentepersoneel van toepassing is.
"Mocht in de salarissen van het overheidspersoneel nadere
„landelijke wijziging worden gebracht, dan wordt het bedrag van
6.240,op overeenkomstige wijze veranderd."
Een concept-besluit tot wijziging van de verordening pension-
neering wethouders, Gem.blad 596, ligt op de leeskamer ter in
zage.
Bij dezen mogen wij U nog opmerken, dat in gemelde veror
dening niet is bepaald, wat onder „inkomsten", bedoeld in art. 5,
lid 2, moet worden verstaan. Het komt ons voor, dat het ge-
wenscht is, dat alsnog wordt vastgesteld wat onder het begrip
inkomsten wordt begrepen.
Wij zijn van meening, dat onder „inkomsten" moet worden
verstaan: „de bruto opbrengst van een openbare betrekknig, ver
minderd met de eventueel daaronder begrepen kindertoeslag."
Indien immers kindertoeslag als een deel der inkomsten zöu
worden aangemerkt, dan zou een gewezen wethouder, die in
publiekrechtelijk dienstverband werkzaam is en daardoor buiten
zijn wedde tevens kindertoeslag geniet, minder wethouderspensioen
ontvangen dan een oud-wethouder, die een openbare betrekking
bekleedt, waarvoor hij een vergoeding geniet en in welke ver
goeding geen kindertoeslag is begrepen, omdat hij b.v. geen min
derjarige kinderen heeft.
In verband met het bovenstaande stellen wij U tevens voor te
besluiten tot vaststelling van het door ons aangegeven begrip om
trent het woord „inkomsten".
Het komt ons niet noodzakelijk voor bovenstaande omschrijving
van het begrip „inkomsten" in een bepaling van de verordening