No. 238
BIJLAGEN 1946.
VOORSTEL tot vaststelling van
het bedrag bedoeld in art. 55
bis der L.O.-wet 1920, voor
het jaar 1947.
2 December 1946.
No. V/22136.
Aan den Raad der Gemeente Breda.
Het bedrag per leerling, bedoeld in art. 55bis der Lager On
derwijswet 1920, werd in de laatste jaren onverkort uitgekeerd
aan de bijzondere schoolbesturen, welke een eigen gymnastieklo
kaal hebben. De scholen zonder eigen gymnastieklokaal ontvingen
het beschikbaar gesteld bedrag, verminderd met f o,65 per leer
ling. Verder ontvingen de scholen die hun gymnastieklokaal aan
een andere school in gebruik afstonden f 0,65 per leerling die
werkelijk van het lokaal gebruik maakte.
Hoewel deze aftrek per leerling zeer billijk is immers de
scholen zonder een eigen gymnastieklokaal hebben geen uitgaven
terzake van het gymnastiekonderwijs achten wij deze regeling
formeel niet juist. De bijzondere schoolbesturen hebben ingevolge
de Lager Onderwijswet 1920 recht op de volledige vergoeding,
dus berekend naar het daartoe bij de vaststelling van de gemeen-
tebegrooting beschikbaar gesteld bedrag (art. 55bis).
In verband hiermede stellen wij U voor, het bedrag per leer
ling, bedoeld in artikel 55bis der L.O.-wet 1920, voor het jaar
1947 op een zoodanig bedrag vast te stellen, waarop de scholen
zonder gymnastieklokaal aanspraak hebben, terwijl daarnaast de
scholen met een eigen gymnastieklokaal bovendien f 0,65 per
leerling ontvangen.
Bij de berekening van het bedrag als bedoeld in art. 55bis
dienen derhalve geen kosten opgenomen te worden voor het
het openbaar onderwijs in lichamelijke oefening (zie ontwerp
besluit).
In tegenstelling tot hetgeen daartoe in de U reeds toegezonden
gemeentebegrooting 1947 is geraamd, dient voor „vergoeding
kosten van instandhouding van bijzondere scholen bedoeld in art.
101 der L.O.-wet 1920" thans geraamd te worden