No. 9,
BIJLAGEN 1946,
VOORSTEL tot vaststelling van
verordeningen op de heffing
van schoolgeld voor de Am
bachtsschool en de Avond
school voor ambachtslieden.
28 December 1946.
No. V, 25363.
Aan den Raad dev gemeente Breda.
Met de heffing van schoolgelden hebben zich in den loop der
laatste jaren moeilijkheden voorgedaan, doordat, in verband met
aangebrachte wijzigingen in het belastingstelsel, de grondslagen
naar welke het schoolgeld moesten worden vastgesteld, waren
ontvallen.
Voor het middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs, als
mede voor het lager, het voortgezet lager en het uitgebreid lager
onderwijs werden inmiddels regelingen getroffen. Ten aanzien van
het nijverheidsonderwijs, deelden Gedeputeerde Staten dezer pro
vincie bij schrijven van 18 December 1945, G. nr. 404, mede,
dat een regeling voor het heffen van dit schoolgeld door den
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd voor
bereid.
Nadat enkele malen op afdoening dezer aangelegenheden was
aangedrongen, is thans van het betrokken departement bericht
ontvangen, dat door een interdepartementale commissie wel een
ontwerp-schoolgeldregeling voor het nijverheidsonderwijs gemaakt
was, maar dat deze niet tot stand was gekomen. Ook stond het
niet vast of en op welke wijze nieuwe voorschriften voor een
^choolgeldregeling voor de nijverheidsscholen zouden worden
gegeven. Het verdiende in dit verband daarom aanbeveling, dat
een schoolgeldverordening voor de Ambachtsschool, gebaseerd op
de nieuwe maatstaven, door de gemeente zelf werd ontworpen.
Bij het bepalen van de tarieven diende evenwel rekening te wor
den gehouden met hoogere bedragen dan die voor het lager
onderwijs gelden, b.v. die voor het uitgebreid lager onderwijs of
het middelbaar onderwijs.
Vroeger werd het schoolgeld berekend naar den maatstaf van
het totaal der hoofdsommen, verschuldigd wegens gemeentefonds
belasting en vermogensbelasting (z.g. „gemengde hoofdsom") over