No. 16
PRAE-ADVIES op de motie van het
raadslid J. A. Meys, betref
fende de toelating van de
jeugd tot bioscoopvoorstellin
gen
Aan den Raad der gemeente Breda.
Uit Uw midden is in het centraal rapport van het afdeelings-
onderzoek der begrooting voor 1947 en tweemaal bij monde van
het lid den heer J. A. Meys - de wenschelijkheid naar voren
gebracht, dat de avondvoorstellingen in de bioscopen voor de
jeugd worden verboden en dat deze slechts wordt toegelaten tot
^een- of tweemaal per week te geven middagvoorstellingen, tij
dens welke door een nader aan te wijzen (plaatselijk) orgaan voor
haar geschikt bevonden films worden vertoond.
Daar wij van meening zijn, dat de uitgesproken wenschelijkheid
inderdaad aanwezig is, hebben wij ons voorloopig beraden over
de mogelijkheid van verwezenlijking daarvan. Daarbij is ons het
volgende gebleken.
Elders is reeds getracht, kinderen uit bepaalde bioscoopvoor
stellingen te weren, in een daartoe strekkend, de kinderen treffend
verbod, opgenomen in de plaatselijke Algemeene Politieverorde
ning. Zoo bepaalde de Raad der gemeente Gorinchem „Het is
aan een ieder verboden een openbare bioscoopvoorstelling bij te
wonen of zich daartoe toegang te verschaffen, indien deze, blijkens
de ingevolge artikel 17 der Bioscoopwet bij den ingang aange
brachte mededeeling, voor hem niet toegankelijk is". Dit raads
besluit is bij Koninklijk besluit van 10 November 1939 S. 2350
vernietigd, omdat het, daar de Rijkswetgever welbewust met
het oog op de daaraan in zijn oogen verbonden bezwaren geen
regeling heeft getroffen m. b. t. de strafbaarheid van kinderen, die
voor hen niet toegankelijke bioscoopvoorstellingen bezoeken, den
gemeenteraad niet vrijstaat op dit punt regelen te stellen. Veel
meer zal derhalve voor vernietiging in aanmerking komen een
-raadsbesluit, waarbij aan kinderen de bijwoning van een bioscoop
voorstelling wordt verboden, omdat de film tijdens den avond
wordt vertoond of niet geschikt is bevonden, ofschoon zij wel
toelaatbaar is verklaard bij de keuring ingevolge de Bioscoopwet.
Deze wet kent alleen de keuring op toelaatbaarheid. De memorie
van toelichting op het oorspronkelijk ontwerp der Bioscoopwet
vermeldt m. b, t. de begrippen „geschiktheid" en „toelaatbaarheid"
het volgende„De termen „geschiktheid" en „toelaatbaarheid"
2ijn juridisch niet omlijnd, doch ieder, die in de practijk der gemeente
lijke filmkeuring niet geheel onbekend is, weet wat eronder dient
te worden verstaan. Het criterium „geschiktheid" is zooals het
woord reeds aanduidt scherper dan dat der „toelaatbaarheid",
beide termen staan echter geenszins zuiver tegenover elkander
BIJLAGEN 1947.
8 Januari 1947.
No. 1/445.