Aangezien de aan voornoemde scholen te treffen voorzieningen
een direct gevolg van oorlogsomstandigheden zijn en deze de
grenzen van onderhoudswerken duidelijk te buiten gaan hebben
wij de eer U, in verband met de bij bovenaangehaald Koninklijk
besluit genomen beslissing, in overweging te geven aan de bestu
ren dier scholen, op grond van het bepaalde in art. 72 (c.q.
art. 84) der l.o.wet, gelden toe te staan voor het herstel dei
scholen wegens oorlogs- en/of bezettingsschade.
Ten aanzien van de uit te keren gelden merken wij nog het
volgende op:
Bij de vaststelling der aan de gemeente toe te kennen rijks
bijdrage zal, blijkens ter zake door het bureau financiering weder
opbouw publiekrechtelijke lichamen verstrekte richtlijnen, o.mN
rekening gehouden worden met:
1. een redelijke aftrek wegens uitgesteld onderhoud;
2. eenzelfde aftrek wegens „nieuw voor oud";
3. eventuele baten (huurvergoedingen enz.) welke de vordering
het schoolbestuur heeft opgeleverd.
Tevens moeten, zoals hierboven reeds opgemerkt, de te treffen
voorzieningen, de normale onderhoudswerken duidelijk te buiten
gaan.
Het zal daarom nodig zijn, dat de gemeente deze richtlijnen tot
de hare maakt zodat, wanneer Uw College in principe tot mede
werking heeft besloten, wij bij de vaststelling der gemeentelijke
bijdrage evengenoemde factoren in aanmerking zullen nemen,
omdat de normale onderhoudskosten door de schoolbesturen uit
de vergoeding ex art. 101 der l.o.wet dienen te worden gekweten,
Bovendien zal bij de uitkering der gelden nog als voorwaarde
worden gesteld, dat te zijner tijd een verrekening zal plaatsheb
ben met de door de gemeente uitgekeerde vergoeding en de
eventueel door meergenoemd rijksbureau F.W.P.L. vastgestelde
rijksbijdrage.
Burgemeester en Wethouders van BredAj
VAN SLOBBE, burgemeesW
VAN WOENSEL, secretaris,