- 2
van de Minister van Binnenlandse Zaken bij de behandeling van
de rijksbegroting in de 2e kamer kan worden opgemaakt, dat er
zijnerzijds geen bezwaar bestaat tegen het aangevraagde presen
tiegeld, zolang deze niet boven het voor de leden van de Raad
vastgestelde presentiegeld uitgaat.
Wij stellen U daarom voor te besluiten aan de leden van de
Adviescommissie, bedoeld in artikel 8 der Woonruimtewet 1947,
Stbl. nr. H 291, vanaf 1 October 1947 een presentiegeld per lid
en per vergadering toe te kennen ten bedrage van f 6,— en het
daarvoor benodigde crediet toe te kennen.
Burgemeester en Wethouders van Breda;
CLAUDIUS PRINSEN, burgemeester.
VAN WOENSEL, secretaris.