No. 286
BIJLAGEN 1947
VOORSTEL tot het vaststellen van
regelen voor de toepassing van
art. 7 lid 1 van de Woonruimte-
wet 1947, Stbl, H 291.
9 December 1947
No. 1/17851.
Aan de Raad der gemeente Breda.
Artikel 7, lid 2, van de Woonruimtewet geeft aan Uw College
de bevoegdheid regelen vast te stellen, welke het college van
Burgemeester en Wethouders in acht hebben te nemen bij de
toepassing van de hun in artikel 7, lid 1, verleende bevoegdheid
'Sm woongelegenheid te vorderen. Een dergelijk besluit behoeft
de Koninklijke goedkeuring.
Naar onze mening verdient het inderdaad aanbeveling enige
normen vast te leggen, welke in acht moeten worden genomen
bij het gebruik maken van de ons verleende en vaak zo diep in
de persoonlijke vrijheid ingrijpende bevoegdheid naast hetgeen te
dien aanzien reeds werd bepaald in de wet en de ministeriële
beschikking van 30 Augustus 1947, welke voor U in de leeskamer
ter visie liggen.
De verscheidenheid van gevallen en de wijziging, welke de
woningvoorraad ondergaat, maken het naar onze mening niet
mogelijk uitputtend op te sommen, voor welke categoriën wel of
niet moet worden gevorderd. De opsomming zou te vaak onvol
ledig blijken. In de ontworpen regelen is daarom een andere
vorm gekozen en wel door in artikel 8 ons college voor te
schrijven bij iedere vordering de belangen af te wegen van enige
nader omschreven categoriën, welke indien aanwezig geacht
'"unnen worden te behoren tot hen, die in woningnood verkeren,
riet doel is daardoor te bereiken, dat de meest dringende gevallen
bij het toepassen van het vorderingsrecht het eerst worden geholpen.
Men mag daarom in de opsomming van artikel 8 niet zien het
aantal gevallen, dat met uitsluiting van andere zou mogen worden
geholpen. Het is niet limitatief, terwijl ook de rangorde geen
bindende betekenis heeft.
Wij stellen U voor het bijgaande ontwerp aldus vast te stellen.
Burgemeester en Wethouders van Breda,
CLAUDIUS PRINSEN, burgemeester,
VAN WOENSEL, secretaris.