No. 43
BIJLAGEN 1947.
VOORSTEL tot vaststelling van de
exploitatievergoeding, waar
op de bijzondere lagere scho
len over het jaar 1945 aan
spraak hebben.
4 Februari 1947,
No. V/ 20510.
Aan den Raad der gemeente Breda.
Ingevolge het bepaalde in artikel 103, sub 2 der Lager On-
iv derwijswet 1920, dient door U te worden vastgesteld:
le het bedrag der vergoeding, waarop de besturen der
bijzondere lagere scholen over het jaar 1945 aanspraak
hebben;
2e het bedrag der voor vergoeding in aanmerking ko
mende uitgaven.
Het bedrag sub 1 is het bedrag per leerling, bedoeld in artikel
55 bis der Lager Onderwijswet 1920, vermenigvuldigd met het
gemiddeld aantal leerlingen krachtens artikel 28 der voornoemde
wet over 1945 van de bijzondere lagere school. Het bedrag, be
doeld in art. 55 der Lager Onderwijswet 1920 is, tegelijk met de
vaststelling der gemeentebegrooting voor het jaar 1945, vastge
steld op f 9,25 voor g.l.o., f 15,voor u.l.o. en f 11,75 voor
v.g l.o.
Een voorschot op deze gemeentelijke vergoeding hebben de
verschillende schoolbesturen reeds ontvangen, zoodat een verre
kening hiermede dient plaats te hebben.
Het «jventueel te weinig genotene moet onverwijld aan het
schoolbestuur worden uitgekeerd, terwijl het te veel genotene on
verwijld in de gemeentekas dient te worden teruggestort.
Het sub 2 bedoelde bedrag is het bedrag der door de school-
besturen werkelijk gedane uitgaven, voor zoover deze voor ver
goeding in aanmerking komen. De door de schoolbesturen ter
zake ingezonden bescheiden zijn nagezien. Hierbij is nagegaan of
de verantwoorde uitgaven geacht kunnen worden te behooren
tot „de kosten der school Omtrent de gerezen bemerkingen,
welke in hoofdzaak betreffen, het ontbreken van bewijsstukken,
foutieve tellingen, ten onrechte in rekening gebrachte zegelkosten
enz., is met de schoolbesturen overleg gepleegd en overeenstem
ming verkregen.'
Op den bijgevoegden staat zijn de hierboven bedoelde bedra
gen yoor iedere bijzondere lagere school nader gespecificeerd
aangegeven.