No 64 VOORSTEL tot het verlenen van
BIJLAGEN 1948.
3 Maart 1948 ecn crediet in verband met de
uitvoering van artikel 14 der
Woonruimtewet 1947.
Aan de Raad der gemeente Breda.
Bij een doelmatige verdeling van de woonruimte op basis van
vrijwillige medewerking van belanghebbenden is de prijs, welke
voor een overigens geschikte woonruimte moet worden betaald
en waarvan het maximumbedrag door het Prijzenbureau voor
Onroerende Goederen wordt vastgesteld, vaak het bezwaar, waar
een oplossing op afstuit.
Deze moeilijkheid doet zich ook voor, wanneer een vordering
van de woonruimte aan de verhouding ten grondslag ligt.
De woonruimtewet biedt echter een oplossing voor deze
moeilijkheid. Artikel 13, lid 1 van deze wet, Stbl. H. 291, geeft
aan degene van wie wordt gevorderd, een recht op schadeloos
stelling, waarvan het bedrag door ons college wordt bepaald.
De vergoeding is volgens art. 14 verschuldigd door degene, aan
wie de woonruimte is toegewezen, tenzij en hier in is de
mogelijke oplossing gelegen door ons is bepaald, dat zij door
de gemeente verschuldigd zal zijn.
Uit het bepaalde in artikel 1 (sub a) en artikel 2 van de
beschikking van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën
van 1 October 1947 volgt verder, dat het Rijk 75 van het
verschil tussen de toegekende schadevergoeding en hetgeen de
ingevorderde volgens de beslissing van ons College moet betalen,
voor haar rekening neemt. Ten laste van de gemeente komt dan
25 o/o.
In verband met het bovenstaande verzoeken wij U een crediet
toe te staan van f 4.000,.waartegenover komt te staan een
bijdrage van f 3000,van het Rijk, overeenkomstig de bijge
voegde ontwerp-begrotingswijziging 1948*).
Burgemeester en Wethouders van Breda;
CLAUDIUS PRINSEN, burgemeester.
VAN WOENSEL, secretaris.
Ligt ter visie in de Leeskamer.