door hem gestelde eis tot invoering van afzonderlijke wedden van
gehuwden en ongehuwden en dat hij mitsdien bereid is erin te
berusten, dat het vaststellen van bepalingen dienaangaande in
gevallen, waarin zulks nog niet is geschied, achterwege wordt
gelaten. In de kolom IA van de bijlagen 1 tot en met 11 is
derhalve geen afzonderlijke wedderegeling voor ongehuwd perso
neel opgenomen.
Eveneens wordt de met ingang van 1 Juli 1947 doorgevoerde
incorporatie van de tijdelijke toelage in de wedden van het Rijks
personeel boven f 3000,— 'sjaars (welke in tegenstelling tot die
voor de wedden van f 3000,— of minder 'sjaars slechts 5 der
toenmalige wedde heeft bedragen in plaats van 10 °/o) herzien in
dier voege, dat met ingang van 1 Januari 1948 alsnog een bedrag,
overeenkomende met de destijds geïncorporeerde toelage ad 5°/o
aan deze wedde wordt toegevoegd. De gemeente-besturen kunnen
met ingang van 1 Januari 1948 de wedden van het daarvoor in
aanmerking komend gemeentepersoneel terstond aan deze maat
regel aanpassen.
Mede ter uitvoering van het gestelde in de laatste alinea van
ons aan Uw College gericht schrijven van 15 Maart 1948, no,
VI/4154 (Bijlagen 1948, no. 88) stellen wij U voor de bedragen
der jaarwedden met ingang van 1 Januari 1948 te doen luiden,
zoals zij met inachtneming van de evengenoemde ministeriële
circulaire in de kolom IB van de bijlagen 1 tot en met 11 dei
ontwerp-verordening zijn vermeld.
Zowel in kolom IA als in kolom IB van de bijlagen 1 tot en
met 11 zijn de toelagen als volgt in de jaarwedden geïncorporeerd:
(basiswedde 15 5 (10 240,—) 10 waarna
een administratieve afronding naar boven heeft plaats gehad.
Deze methode komt overeen met die, welke is aangegeven in
de desbetreffende ministeriële circulaires (de basiswedde is het
salaris, als vermeld in de A.S.V. 1942, verminderd met 5
De laatstvetmelde 10 mogen slechts worden toegekend, indien
en voorzover daardoor de wedden het Rijksbezoldigingspeil voor
gelijkwaardig te achten Rijksfuncties niet zal worden overschreden,
Van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is geen bezwaar
vernomen inzake de toekenning van de 10 verhoging aan de
ambtenaren dezer gemeente.