- 3 ige herziening der gemeente 'orden vooruit Gedeputeerde eda voor de ?orden aange- jeling van de n in de mijn- n elders was de gemeente en zou worden en steun van van Binnen- daar door het omen te staan :nst precedent htten ons bij e loonregeling is mededeling /an gemeente- ïeenten, waat )or de werk- rhoging geleid toepassing gedoelde voor- salarisregelinj' I ener 2e klasse och uitsluitend :1, in een over- innen worden a. in de salarisgroepen voor ongeoefenden en geoefenden f 0,96 voor de werklieden, die op het maximum staan; b. in de salarisgroep voor half-vaklieden f 0,48 voor de werk lieden, die nog een periodieke verhoging beneden het maxi mum staan en f 0,96 voor de werklieden, die op het maximum staan c. in de salarisgroepen voor vaklieden, bijzondere vaklieden en voorlieden van vaklieden f 0,48 voor de werklieden die nog twee periodieke verhogingen beneden het maximum staan, f 0,96 voor hen, die nog een periodieke verhoging beneden het maximum staan en f 1,44 voor hen, die op het maximum staan." Door de gestelde voorwaarde van invoering der rijksloonrege ling komt deze nieuwe loonregeling voor de gemeente-werklieden althans bij vergelijking van de basisionen Mei 1940 dezer gemeente met die der 2e klasse gemeente bij het Rijk op een algemene loonsverlaging neer, aangezien deze basisionen lagen tussen de rijksloonnormen ener le en 2e klasse-gemeente, terwijl door de nieuwe loonregeling een volledige gelijkschakeling van deze ge meente plaass vindt met een 2e klasse gemeente, als bedoeld in bijlage E van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1934. Het gemeentebestuur heeft vervolgens bij een bespreking op het Ministerie pogingen aangewend om ermede in te stemmen, dat in bepaalde gevallen, waarbij door invoer van de nieuwe loonregeling per 1 Juli 1947 geen loonsverbeteringen ontstaan, eveneens tijdelijke overgangstoelagen van 48 of 96 cent kunnen worden verstrekt. Ook dit voorstel is echter van de hand gewezen. Het bleek, dat de aan Breda toegestane faciliteiten volkomen dezelfde waren, als die voor de vier grote gemeenten na ampele besprekingen ten departemente waren verkregen. Men wenste onder geen voorwaarde, hoe de zaken in de verschillende gemeenten °°k zouden liggen, af te wijken van dit resultaat. Er restte ons College niets anders meer dan noodgedwongen en in het belang van de werklieden de nieuwe loonregeling te aanvaarden. Wel hebben wij bij het College van Gedeputeerde Staten geprotesteerd tegen deze geenszins billijke regeling van de 'onen voor de werklieden der gemeente Breda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 291