No. 266
BIJLAGEN 1948.
VOORSTEL van B. en W. tot
wijziging van de verordening op de
heffing van legesgelden, (Gemeente
blad No, 766).
10 November 1948
No. V/14138
Aan de Raad der gemeente Breda.
Bij de wet van 24 Juli 1948 (Stbl. No. I. 335) werd het Legesbesluit
Bevolkingsregisters, tot stand komen bij besluit van de secretaris
generaal van het departement van Binnenlandse Zaken van 6
Februari 1943, vervallen verklaard en werd de wet van 17 April
1887 tot vaststelling van bepalingen betreffende het houden van
bevolkingsregisters aangevuld en gewijzigd.
Door deze wet, welke in werking is getreden op 1 October 1948,
wordt de wet van 17 April 1887 aangevuld met bepalingen betrekking
hebbende op de heffing van gelden voor het verstrekken van
inlichtingen uit de bevolkings- en de verblijfregisters. Tevens wordt
het legesbesluit bevolkingsregisters met ingang van 1 Januari 1949
ingetrokken, met dien verstande dat
1. dit besluit, voor zover het heffen van leges betreft, uiterlijk
tot 1 Januari 1949 van toepassing blijft, zolang het raadsbesluit
tot vaststelling ener verordening op de heffing van rechten voor
het geven van inlichtingen, nog niet in werking is getreden, en
2. het legesbesluit bevolkingsregisters geacht wordt nimmer te
hebben gegolden ten aanzien van het heffen van rechten voor
inlichtingen uit het bevolkings- en verblijfregister, gevraagd
door of vanwege kerkgenootschappen.
In verband met deze laatste bepaling wordt aan de kerkgenoot
schappen het recht toegekend een schriftelijk verzoek tot terugbetaling
der tengevolge van genoemd legesbesluit betaalde gelden vóór 1
April 1949 bij ons College in te dienen.
Aan de gemeenten is derhalve thans wederom het zij het
enigszins beperkt recht toegekend, overeenkomstig het bepaalde
in artikel 275 der gemeentewet gelden te vragen voor het gebruik
van de registers en kaartverzamelingen betreffende de bevolkings
administratie. De materie is, blijkens de memorie van toelichting,
uit de centralistische sfeer teruggebracht naar de autonome sfeer
der gemeenten.