No. 301
BIJLAGEN 1948.
VOORSTEL tot vaststelling van
een uitkeringsregeling in ver
band met inkrimping van ge-
meentepersoneel.
14 December 1948
VI/17324
Aan de Raad der gemeente Breda.
Bij zijn schrijven van 11 September 1948, no. 35940/G afd. A.Z.
bur. I) vestigde de Minister van Binnenlandse Zaken de aandacht
der gemeentebesturen op de „Tijdelijke Uitkeringsregeling 1947"
(Staatsblad I. 49;, aan welk Koninklijk Besluit bij ontslag of
beëindiging der dienstbetrekking wegens reorganisatie, opheffing
der betrekking of inkrimping van personeel onderscheidenlijk de
tijdelijke ambtenaren en de arbeidscontractanten in dienst van het
Rijk aanspraken ontlenen op een uitkering, een en ander voor
zover zij voldoen aan bepaalde nader omschreven voorwaarden
en voorzover zij niet reeds terzake van dit ontslag op grond van
enige andere regeling aanspraak op een wachtgeld of een daar
mede gelijk te stellen uitkering kunnen maken.
Daar ook bij verschillende gemeentelijke diensten werd over
gegaan tot inkrimping van de personeelsbezetting kwam het
voornoemde Minister gewenst voor, dat de overeenkomstige
categorieën van het gemeentepersoneel in voorkomende gevallen
bij een ontslag uit dezen hoofde gelijke aanspraken zouden kunnen
doen gelden. Dienovereenkomstig gaf hij in overweging ter nadere
uitvoering van de artikelen 125 en 134 der Ambtenarenwet 1929
bepalend op welke punten de rechtspositie van ambtenaren in
de zin van die wet en van arbeidscontractanten moet worden
geregeld de totstandkoming te bevorderen van een overeen
komstige voorziening als de „Tijdelijke Uitkeringsregeling 1947".
De Minister van Economische Zaken heeft er geen bezwaar
tegen, het personeel van de gemeentelijke distributiedienst in een
dergelijke gemeentelijke regeling te betrekken, voorzover het na
de inwerkingtreding daarvan wordt ontslagen, en in de daaruit
voortvloeiende kosten op de gebruikelijke wijze (voor 85 bij
te dragen. Voor het distributiepersoneel bestaat reeds een door
de Minister van Economische Zaken vastgestelde „Voorlopige
tijdelijke uitkeringsregeling" bij ontslag. De nieuwe regeling is
voor sommige leden van dit personeel gunstiger, daar als diensttijd
(welke bij de berekening van de duur van het wachtgeld in
aanmerking wordt genomen) geldt de in de verordening nader
omschreven tijd in burgerlijke overheidsdienst doorgebracht. In
de voorlopige regeling wordt daarentegen alleen rekening gehouden