No. 45 BIJLAGEN 1948. SCHRIJVEN van B. en W., daarbij ter vaststelling aanbiedende een ont- werp-reglement voor de dienstcom missies. 4 Februari 1948. No. VI/ Aan de Raad der gemeente Breda. Tijdens de bezetting van ons land, doch vooral sedert de bevrij ding, is de gedachte aan een gezonde wijze van samenwerking tussen werkgever en werknemer, waardoor de laatste meer dan voorheen wordt betrokken in bepaalde aangelegenheden betreffende de onderneming, in het brandpunt der belangstelling komen te staan. Deze gedachte, overigens ook reeds lang voor de laatste oorlog bekend en hier en daar met verschillend resultaat in praktijk ge bracht, heeft o.m. geleid tot instelling van z.g. kernen of dienst commissies bij verschillende bedrijven. Meerdere malen zijn ook uit Uw Raad stemmen opgegaan, dienstcommissies in te stellen bij de daarvoor in aanmerking ko mende diensten en bedrijven der gemeente. Mede ter gevolggeving aan dit verlangen hebben wij het hierbij- gevoegde reglement voor de dienstcommissies ontworpen. Omtrent de inhoud daarvan zijn de commissies voor ambtenaarsaangelegen heden en de centrale commissie van overleg voor de werklieden gehoord. Zij kunnen zich daarmede, zoals hieronder nader is aan gegeven, verenigen. Er is in ons college enig verschil van inzicht omtrent de wijze van samenstelling der dienstcommissies, geregeld in de artikelen 6 tot en met 10 van het ontwerp-reglement. Dit verschil van inzicht heeft tot onderwerp de vraag, of in beginsel de ongeorganiseerden zeggenschap toekomt in de totstandkoming der dienstcommissies. Met de commissies van overleg stelt de meerderheid van ons college zich op het standpunt, dat diegenen onder het personeel, die zich hebben georganiseerd, daarmede een sociale plicht hebben vervuld, zodat het niet juist is, hen die dit niet deden in de dienst commissies toe te laten, door welke gelijkstelling zij wederom zou den medeprofiteren van het werk der georganiseerden. Voorts zouden de ongeorganiseerden zich in enigszins beteke nende mate slechts kunnen doen gelden door een organisatie van ongeorganiseerden. In het verleden echter waren het juist de erkend-bonafide organisaties, welke een hechte steun vormden voor een ordelijke samenleving. Meer en meer wordt het duidelijk dat zulks in de toekomst in toenemende mate het geval zal zijn. Met erkenning van de grote verdiensten, die de organisaties heb ben verworven bij haar streven naar ontwikkeling van de sociale verhoudingen en ter waarborging van een goede ontwikkeling van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 93