No. 88
BIJLAGEN 1949.
30 Maart 1949.
1/4877.
NADER VOORSTEL van Burge
meester en Wethouders betreffende
de aanleg van drie tennisbanen bij
„Het Ei".
Aan de Raad der gemeente Breda.
In Uwe vergadering van 23 Februari j.l. besloot Uwe Raad,
om aan de heer K. L. van Brink, alhier, de exploitant van het
zwembad „Het Ei", een drietal stukken grond te verhuren, ge
legen nabij deze zweminrichting, teneinde hierop drie tennisbanen
aan te leggen.
In verband met de hoge aanlegkosten van deze banen werd door
U voorts aan van Brink een lening verstrekt van 13.500,af
te lossen in twaalf jaren met een halfjaarlijkse annuïteit van
663,51, voor het eerst in 1949,
Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Brabant hebben ech
ter, blijkens hun schrijven d.d. 16 Maart j.l. G no. 6149, 3e afd.,
goedkeuring onthouden aan het laatstbedoelde besluit. Zij stelden
zich daarbij op het standpunt, dat de gemeente in deze niet als
geldschietster dient op te treden en dat de betrokkene het beno
digde kapitaal bij een particulier behoort op te nemen.
Dit blijkt althans op voorwaarden, welke enige kans op een
rendabele exploitatie laten niet mogelijk.
Bij informatie bleek ons echter, dat er in beginsel bij het College
van Gedeputeerde Statén wel geen bezwaar zal bestaan tegen
aanleg van deze banen door de gemeente en verhuur hiervan aan
van Brink.
Wij hebben daarom met de heer van Brink terstond onderhan
delingen gevoerd om tot een spoedige oplossing te geraken. Aan
vankelijk stelden wij ons deze voor op overeenkomstige voorwaar
den als bij de oorspronkelijke raadsbesluiten, d.w.z. jaarlijks beta
ling van een huurbedrag ad 194,en halfjaarlijks (gedurende
een twaalftal jaren) een bedrag van 663,51, zijnde de halfjaar
lijkse annuïteit van het kapitaal van 13.500,gerekend naar
2%% rente over 12 jaar. Hef onderhoud komt dan geheel voor
zijn rekening. De overeenkomst zou lopen tot 1 Maart 1958, waar
na zou worden beslist over wederinhuur van het gehele complex
(zwembad, twee bestaande en drie nieuwe tennisbanen) voor een
aansluitend tijdvak van 10 jaren.
In beginsel voelde de heer van Brink wel hiervoor, maar hij
achtte het een onoverkomelijk bezwaar, dat bij deze opzet aan hem,
indien de overeenkomst betreffende het gehele complex in 1958
niet zou worden verlengd, niet de alsdan te schatten waarde