No. 95 PRAE-ADVIES van Burgemeester en Wethouders op een verzoek van A. W. J. Joosen om hem een tapver- gunning boven het vastgestelde maximum te verlenen. Aan de Raad der gemeente Breda. De heer A. W. J. Joosen verzoekt in zijn hierbijgaand schrij ven*) Uw Raad, de Minister van Sociale Zaken voor te stellen aan ons College machtiging te verlenen om een tapvergunning boven het vastgestelde maximum te verlenen voor enige locali- teiten van het pand Baronielaan nr. 102. Hij zou derhalve gaarne toepassing zien gegeven aan het be paalde bij artikel 8, le lid, der Drankwet, S. 1931, nr. 476, luidende: „Onze Minister kan, op voorstel van de gemeenteraad, Gede puteerde Staten gehoord, aan burgemeester en wethouders mach tiging verstrekken, om voor één of meer localiteiten, welke deel uitmaken van een buitengewone inrichting voor maatschappelijk verkeer, een tapvergunning boven het vastgestelde maximum te verlenen." Uw beslissing op het verzoekschrift van bedoelde heer Joosen dient derhalve afhankelijk te worden gesteld van Uw oordeel of aan de door hem gedreven inrichting het karakter van „buiten gewone inrichting voor maatschappelijk verkeer" moet worden toe gekend. Normen, welke een inrichting stempelen tot een buiten gewone inrichting voor maatschappelijk verkeer, zijn in de Drank wet niet aangegeven en evenmin in haar uitvoeringsvoorschriften. Te Uwer inlichting moge dienen, dat meergenoemde heer Joosen zijn bekende eethuis, thans gevestigd Ginnekenweg nrs. 139-139a, zal verplaatsen naar het pand Baronielaan nr. 102, welk pand vroeger toebehoorde aan de familie Van Iersel. Dit pand is zeer ruim en fraai ingericht en leent zich bij uitstek voor het geven van maaltijden. Naar onze mening wordt met deze verplaatsing een algemeen en gemeentelijk belang gediend. De omstandigheid, dat Breda bij de economische samenwerking der Benelux-landen een centrum zal worden, geeft ons aanleiding ons te verheugen, dat hier een eethuis is gekomen, dat zich tot een van de eerste in het Zuiden des lands kan ontwikkelen. De verwachting, dat het zich aldus zal ontwikkelen, gronden wij mede op het feit, dat het bezoek van onze Zuiderburen aan de Zuidelijke provincies dermate is toegenomen, dat dit in deze gemeente zeer merkbaar is. Het lijkt ons verstandig dat de in deze gemeente gevestigde inrichtingen zich aan dit toenemend bezoek aanpassen. BIJLAGEN 1949. 12 April 1949. 1/5295.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 195