2
Een inconvenient is in het onderhavige geval, dat in de inrich
ting geen sterke drank mag worden verkocht bij gebreke van een
vergunning. Bij de behandeling van het ontwerp der Drankwet
in de Staten-Generaal gaf de Minister te kennen, dat „cafébezoek'
nimmer het doel mag zijn van een poging om een tapvergunning
boven het maximum te verkrijgen en dat de verkoop van sterke
drank slechts iets bijkomstigs mag zijn. Het is duidelijk, dat de
handel in sterke drank in bedoelde inrichting welke als een
buitengewone inrichting voor maatschappelijk verkeer is aan te
merken geen hoofdbedrijf vormt. Het karakter en de bestemming
der inrichting zijn van geheel andere aard. Het gebruik van sterke
drank is er slechts van bijkomstige betekenis.
In deze gemeente is het verlaagde maximum aantal vergunnin
gen (100) belangrijk overschreden. Dit als gevolg van de in 1942
plaats gehad hebbende grenswijziging, die in dit maximum geen
wijziging heeft gebracht. De lijst van candidaat-vergunninghou-
ders, bedoeld in artikel 17 der Drankwet, bevat bovendien zoveel
namen van personen, aan wie bij daling beneden het vastge
stelde maximum een vergunning zou moeten worden verleend,
dat er geen andere mogelijkheid overblijft, dan te trachten een
vergunning boven dat maximum te verkrijgen.
Daar ook Uw College ongetwijfeld oog zal hebben voor het
bijzondere belang, dat hier wordt gediend, zijn wij overtuigd, dat
U het verzoek van de heer Joosen zult willen ondersteunen.
Mitsdien mogen wij Uw Raad adviseren tot de Minister van
Sociale Zaken een verzoek te richten overeenkomstig het hierbij-
gaande concept.
Burgemeester en Wethouders van Breda,
CLAUDIUS PRINSEN, Burgemeester.
VAN WOENSEL, Secretaris.
Ligt ter visie in de Leeskamer.