No. 104 VOORSTEL van Burgemeester en
BIJLAGEN 1949.
13 Mei 1949 Wethouders tot benoeming van leden
1/6411 en plaatsvervangende leden der
Commissie van schatting van het
grondbedrijf.
Aan de Raad der gemeente Breda.
Op 31 December 1947 zijn afgetreden respectievelijk als lid en
plaatsvervangend lid van de Commissie van schatting, als bedoeld
in art. 18 der Verordening op het beheer van het Grondbedrijf dezer
gemeente (gemeenteblad -597 van 1936) de heren A. F. BACKX
en P. A. J. OOMES te Breda, terwijl op 31 December 1948 zijn af
getreden respectievelijk als lid en plaatsvervangend lid dier com
missie de heren P. M. TUTEIN NOLTHENIUS en W. P. VER
MEULEN.
Het derde lid van bovenvermeld artikel bepaalt o.m. dat een af
getreden lid niet opnieuw benoembaar is binnen een jaar na de
aftreding.
De heer BACKX heeft zich bereid verklaard voor het tijdvak
1948 tot en met 1950 als plaatsvervangend lid op te treden, terwijl
de beide plaatsvervangende leden P. A. J. OOMES en W. P.
VERMEULEN bereid zijn zitting te nemen als lid respectievelijk
voor de tijdvakken 1948 tot en met 1950 en 1949 tot en met 1951.
De heer TUTEIN NOLTHENIUS, die als plaatsvervangend
lid voor het tijdvak 1949 tot en met 1951 zitting zou hebben, stelt
zich in verband met zijn a.s. vertrek naar elders niet meer beschik
baar. De heer J. LOUS, lid van de firma van den Berg en Co, heeft
zich bereid verklaard een benoeming als plaatsvervangend lid te
aanvaarden.
In verband met het vorenstaande hebben wij de eer U voor te
stellen in de voormelde vacatures te benoemen:
Voor de jaren 1948 tot en met 1950:
de heren: P. A. J. OOMES, als lid,
A. F. BACKX, als plaatsvervangend lid;
voor de jaren 1949 tot en met 1951:
de heren: W. P. VERMEULEN, als lid,
J. LOUS, als plaatsvervangend lid.
Burgemeester en Wethouders van Breda,
CLAUDIUS PRINSEN, Burgemeester.
VAN WOENSEL, Secretaris.