No. 204
VOORSTEL van Burgemeester en
ic Wethouders tot benoeming van
de leden en plaatsvervangende
leden der Commissies voor ge
organiseerd overleg.
Aan de Raad der gemeente Breda.
Ingevolge de artikelen 125 e.v. van de Ambtenarenwet 1929
dienen de gemeentebesturen een regeling vast te stellen terzake
het in het eerste lid van dat artikel onder K bepaalde n.l.
,,de wijze, waarop aan verenigingen van ambtenaren gelegenheid
„wordt gegeven ten aanzien van te dezen betreffende algemeen
„verbindende voorschriften haar gevoelen te doen kennen".
In hoofdstuk IX van het Ambtenarenreglement, gemeenteblad
no. 856, en in de krachtens artikel 2, lid 2, van het Werklieden
reglement 1934 bij ons besluit van 20 Augustus 1934 vastgestelde
regeling inzake de samenstelling en inrichting van de Centrale
Commissie van Overleg, zijn te dien aanzien voorzieningen getroffen.
Hierin is o.a. voorgeschreven, dat de Commissie voor Ambte
naarsaangelegenheden en de Centrale Commissie van Overleg
voor de Werklieden ieder zijn samengesteld uit:
a. een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur, bestaande
uit één der leden van het college van Burgemeester en
Wethouders, door dit College aan te wijzen en voorts uit
drie leden van de Gemeenteraad, door dit College aan te
wijzen
b. een vertegenwoordiging van plaatselijke afdelingen van
landelijke ambtenaren respectievelijk werklieden-organi
saties.
Verder is bepaald, dat de Raad voor ieder door hem benoemd
lid tevens een plaatsvervanger uit zijn midden aanwijst. Het is
een gebruik geworden, dat de leden van de Commissie voor
Ambtenaarsaangelegenheden plaatsvervangend lid zijn van de
Centrale Commissie van Overleg voor de Werklieden en omge
keerd, zodat Uw College in het geheel slechts zes leden behoeft
te benoemen.
BIJLAGEN 1949.
1/12625
26 Augustus 1949