2 Ged. Staten alsnog in aanmerking genomen kosten kan worden ingestemd. 2. De door Ged. Staten in rekening gebrachte uitgaven voor „kosten conciërgewoning Middellaan" ad f 153,16, komen naar onze mening niet voor opneming in aanmerking. De uitgaven, welke bij het besluit ex. art. 55ter moeten worden vastgesteld, zijn imperatief opgesomd in art. 55bis onder e t/m h en o (oude tekst) der l.o.wet. Onder e en g (de overige letters kunnen hier, als niet ter zake doende, buiten beschouwing blijven) is uitdrukkelijk sprake van kosten van instandhouding, verlichting, verwarming enz. van sc/iooZgebouwen, Naar ons oordeel valt een concierge-woning niet onder het begrip schoolgebouw, zodat evenbedoelde uitgaven voor de instandhouding der concierge-woning Middellaan, o.i. buiten beschouwing dienen te blijven. 3. De door Ged. Staten vastgestelde werkelijke uitgaven voor de openbare g.l.o.-scholen tot een totaal-bedrag van f 7917,12 is, aan de hand van de voorafgaande becijfering niet juist, doch dienen te bedragen f 7763,66 plus f 153,16 is f 7916,82. 4. Voor het instellen van beroep op Uw besluit van 17 December 1947 bepaalt de l.o.wet in art. 55ter sub. 4 j° art. 55bis sub 3, dat dit moet geschieden binnen 30 vrije dagen, te rekenen van de dag, waarop van Uw besluit afschrift is toegezonden aan het schoolbestuur. Volgens de jurisprudentie wordt, voor het bepalen van de beroepstermijn, als eind-datum aangenomen de dag, waarop het beroepsschrift bij de beroeps-instantie of ten postkantore is binnengekomen. Het afschrift van Uw besluit is op 22 December 1947 aan het appellerend schoolbestuur toegezonden, terwijl het beroepsschrift, blijkens de daarop door de provinciale griffie geplaatste stempel afdruk, op 22 Januari 1948 aldaar is ingekomen. Het tijdvak 22 December 1947 t/m 22 Januari 1948 omvat 32 dagen, zodat o.i. het schoolbestuur de in de wet gestelde beroepstermijn heeft overschreden en in zijn beroep niet ontvankelijk had behoren te zijn verklaard. Op grond van vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen ons te machtigen van de beschikking van Gedeputeerde Staten op voornoemde gronden in beroep te gaan bij de Kroon, ingevolge het bepaalde in art. 17 der lager onderwijswet. Burgemeester en Wethouders van Breda, STRUYCKEN, lo.-Burgemeester. VAN WOENSEL, Secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 524