NO. 293 AANVULLENDE NOTA van aan-
BIJLAGEN 1949.
31 October 1949 bieding bij de begroting 1950.
V/11330
Aan de Raad der gemeente Breda.
Na de totstandkoming van de ontwerp-begroting 1950, U aan
geboden bij ons schrijven van 2 September 1949, no. V/12046,
zijn enkele belangrijke wijzigingen in de ramingen noodzakelijk
geworden.
Wij laten daarom hieronder een overzicht volgen van de aan
te brengen wijzigingen, waarbij wij U tevens een uiteenzetting
geven van de overwegingen, welke ons tot de nieuwe of herziene
ramingen hebben geleid.
Zoals U bekend is, is een der belangrijkste bronnen van
inkomsten voor de gemeente het aandeel in de opbrengst der
ondernemingsbelasting (geraamd op volgno. 307). De opbrengst
hiervan werd voor 1948 geraamd op f 700.000,— voor 1949
oorspronkelijk op f 735.000,— en bij latere raming op f 900.000,
Bij het opmaken der begroting 1950 werd deze opbrengst door
de Inspecteur der belastingen blijkens schrijven d.d. 15 Juni 1949
eveneens geraamd op f 900.000,—.
Door de Minister van Financiën is bij schrijven van 16 Augustus
1949 het bedrag der uit te keren ondernemingsbelasting voor het
jaar 1950 geraamd op f 1.440.000,welk bedrag in 12 gelijke
maandelijkse termijnen, voor het eerst op 25 Januari 1950, zal
worden uitgekeerd.
Blijkens verkregen inlichtingen vanwege het Ministerie van
Financiën moet deze hogere raming als zeer tijdelijk worden gezien,
omdat daarin is verdisconteerd het inhalen van de achterstand,
welke er op het gebied der ondernemingsbelasting bestaat. De
hogere raming bevat daarnaast een element van verhoging, geba
seerd op de gunstige gang van zaken in het bedrijfsleven en
uitbreiding der belasting over de land- en tuinbouwbedrijven.
Deze gang van zaken en uitbreiding zijn landelijk bezien en in
verband daarmede is de raming voor elke gemeente met 40
verhoogd, dus voor Breda van f 900.000,— op f 1.260.000,—