No. 341
BIJLAGEN 1949.
VOORSTEL van Burgemeester en
Wethouders inzake deelneming
van de gemeente in de „Stichting
Culturele Werkgemeenschap
5 December 1949
1/17843
Breda".
Aan de Raad der gemeente Breda.
Op 6 Juni 1947 werd in notariële vorm een akte verleden,
waarbij door de toenmaals fungerende loco-burgemeester werd
verklaard, dat de gemeente Breda een kapitaal van f 100,
afzonderde en daarmede in het leven riep de „Stichting Culturele
Werkgemeenschap Breda" en de in de akte opgenomen statuten
werden vastgesteld.
Om onbekende redenen was verzuimd een besluit terzake aan
U te vragen.
Daar het gewenst is, de bepalingen der gemeentewet te volgen,
verzoeken wij U alsnog de stichting te willen goedkeuren. Wij
zullen Uw beslissing indien deze in positieve zin is over
eenkomstig artikel 228 der Gemeentewet alsnog ter goedkeuring
aan het college van Gedeputeerde Staten inzenden. Artikel 234
bepaalt, dat deze goedkeuring niet wordt verleend, dan indien
deze vorm van behartiging van het gemeentelijk belang daarvoor
in verband met de aard van dat belang bijzonder aangewezen
moet worden geacht. Het wil ons voorkomen, dat de Culturele
Werkgemeenschap Breda in haar 21la-)aiig bestaan voldoende
heeft bewezen, dat zij bestaansrecht heeft en dat het niet goed
mogelijk is om een vorm te bedenken voor dit lichaam, welke
haar beter zou passen.
Wij stellen U derhalve voor de Stichting van de Culturele
Werkgemeenschap Breda alsnog te willen goedkeuren.
Burgemeester en Wethouders van Breda.
CLAUDIUS PRINSEN, Burgemeester,
WALENKAMP, lo-Secretaris.