No. 354
BIJLAGEN 1949.
VOORSTEL van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van
de 5-jaarlijkse afrekening van
de vergoedingen der bijz. lagere
scholen over het tijdvak 1943
t/m 1947.
6 December 1949
V/17174
Aan de Raad der gemeente Breda.
Ingevolge het bepaalde in art. 103, 3e lid, der Lager Onder
wijswet 1920 dient Uw College, nu het bedrag der vergoedingen
en het bedrag der voor vergoeding in aanmerking komende
uitgaven van de bijzondere lagere scholen over elk jaar van het
vijfjarig tijdvak 1943 tot en met 1947 onherroepelijk zijn vast
gesteld, het totaal van deze vergoedingen en uitgaven over dit
vijfjarig tijdvak vast te stellen.
Ten aanzien van de bij de grenswijziging der gemeente per
1 Januari 1942 naar Breda overgegane scholen dient in verband
met de destijds met de betreffende schoolbesturen getroffen rege
lingen, een 6-jaarlijkse afrekening plaats te hebben.
Indien het totaal bedrag der vergoedingen het totaal bedrag
der voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven overtreft
dient het bedrag van het verschil door het betreffende school
bestuur in de gemeentekas te worden teruggestort (art. 103,
Voor de schoolbesturen van wie het totaal bedrag der uitgaven
hoger is dan het totaal bedrag der vergoedingen is ingevolge
art. 103, 5e lid, het bedrag van de uitgaven vastgesteld, hetwelk
volgens art. 101, 8e lid mag worden bestreden uit de vergoedingen
over het volgend en het daarop volgend vijfjarig tijdvak.
Het voorlopige overschrijdingsbedrag per leerling, hetwelk in
Uw vergadering van 16 November j.l. bij het besluit ex. art. 55
ter over 1947 is vastgesteld, zal de bijzondere schoolbesturen in
de loop van het jaar 1950 worden uitgekeerd.
In verband met het bovenstaande hebben wij de eer U bijgaande
ontwerp-besluiten ter vaststelling te doen toekomen.
4e lid).
Burgemeester en Wethouders van Breda,
CLAUDIUS PRINSEN, Burgemeester.
VAN WOENSEL, Secretaris.
Ligt ter visie in de Leeskamer.