GEMEENTE BREDA "fqtqcgpê
No.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
r agenda,
Bijlagen 1950
No.320
21 September '50
1/13885
■Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
reorganisatie van het Burgerlijk Armbestuur-
en de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon.
Door Uwe Raad werd verschillende malen verzocht een reorganisatie van het
Burgerlijk Armbestuur en Maatschappelijk Hulpbetoon te overwegen.
Na diverse besprekingen werd op 29 April 194-8 een voorstel aan Uw Colie3.
gedaan (Bijlagen 1948 no.126) waarin werd medegedeeld, dat het geen aanbeveling-
verdiende tot reorganisatie over te gaan. Voorgesteld ?<rerd slechts een naamsvei-
andering van Burgerlijk Armbestuur en Maatschappelijk Hulpbetoon.
Naar aanleiding van dit voorstel werd een brief ontvangen van de leden
van de Raad de hepen Jongbloed, ten Holder en Laban, waarin aan de raad werd
voorgesteld bovengenoemd voorstel van Burgemeester en Wethouders terug te zenden,
met verzoek alsnog voorstellen tot reorganisatie te doen. Aldus werd besloten
en het punt werd van de agenda afgevoërd.
Een commissie - gedeeltelijk bestaande uit leden van Uw College - onder
voorzitterschap van de Wethouder van Sociale Zaken, heeft op ons verzoek deze
aangelegenheid in studie genomen en ons een 3-tal ontwerpen doen toekomen, n.l.
a. reglement voor de Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg
b. verordening voor de Dienst voor Sociale Zaken
c. huishoudelijk- reglement voor de Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke
Zorg.
De sub.l en 2 genoemde stukken leggen wij Uwe Raad ter vaststelling voor. Indien
U zich met deze beide stukken accoord verklaart, moet het sub.3 genoemde stuk -
onder onze goedkeuring - door de burgerlijke instelling worden vastgesteld,- en
zal dit huishoudelijk reglement aan Uw College worden medegedeeld.
Uit de gehouden besprekingen is gebleken, dat in feite geen aanmerkingen
bestaan op het beleid van het Burgerlijk Armbestuur of van Maatschappelijk Hulp
betoon. Men wil echter een modernisering van de verordeningen en zoveel mogelijk
komen tot een coördinatie van alle door de gemeente te verrichten sociale werk
zaamheden. Bovendien meende de commissie dat het wenselijk is, dat .enige bestuur -
leden van de Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg worden gekozen
uit de leden van de Raad dezer gemeente, omdat de gemeente de Instelling met ze r
grote bedragen subsidieert.
Voor enkele punten mogen wij Uwe aandacht vragen.
De commissie heeft zich afgevraagd of de burgerlijke armenzorg opgedragen
moet blijven aan een burgerlijke instelling voor weldadigheid of dat deze taak
rechtstreeks door Burgemeester en Wethouders'dient te worden uitgeoefend. De
rechtstreekse deelneming van burgers aan deze taak achtte de commissie - mede
uit historisch oogpunt - de juiste vorm, indien de mogelijkheid van een voldoende
- invloed -