- 3 - geweest, dat de "begroting ongeveer een maand later kon worden aangeboden dan gebruikelijk is» Daartoe werkte tevens mede de onzekerheid, welke er bestond ten aanzien van de uitkeringen ingevolge de noodvoorziening gemeente-financiën, waarvan de werkingsduur gold voor de jaren 1948, 1949 en 1950, en ten aanzien van de raming van de ondernemingsbelasting. Bij circulaire van 29 Juli 1950 deelde de Minister van Binnenlandse Zaken mede, dat op de gemeentebegroting voor 1951 voorlopig kan worden geraamd wegens algemene uitkering ingevolge de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten 125% van het vastgestelde bedrag per inwoner, vermenigvuldigd met het aantal inwoners op 31 December 1949, hetgeen voor deze gemeente neerkomt op 1,25 x 89304 x 13,24327 1.478.346,-, zijnde 167.263,- meer dan de oor spronkelijke raming over 1950 (zie volgnummer 282). Voor ondernemingsbelasting kan worden geraamd het bedrag, dat bij schrij ven van 16 Augustus 1949 door de Minister van Financiën voor 1950 laatstelijk is opgegeven, zijnde 1.440.000,-. Dit bedrag is 540.000,- hoger dan de oorspronkelijke raming in 1950 (zie volgno.268). Zoals U bekend is, werd in verband met deze hogere raming de begroting voor 1950 herzien (zie Bijlagen 1949, no.293)o Door deze hogere ramingen met ruim 707.000,- kon de begroting 1951 sluitend worden gemaakt. Hierbij moeten wij U erop wijzen, dat blijkens de aanvullende nota betref fende de begroting 1950 (Bijlagen 1949 no.293) na de aanbieding dier begroting eveneens een hoger bedrag van 65.000,- wegens uitkering financiële verhouding en van 540.000,- wegens ondernemingsbelasting kon worden geraamd. Van dit bedrag, ad 605.000,- werd 417.800,- aangewend voor uitgaven, welke niet of niet volledig als jaarlijks terugkerende lasten kunnen worden beschouwd, zoals 120.000,- voor 5-jaarlijkse afrekening bijzonder lager onderwijs; 25.000,- voor kleine uitgaven ingevolge art.72 der l.o.-wet; 122.800,- voor reservering tentoonstellingsgebouw; 100.000,- voor achterstallige betalingen in verband met de technische her ziening van lonen en salarissen; 50.000,- voor afschrijving op nieuwe kapitaalsuitgaven. Aangezien deze uitgaven in 1951 niet behoeven of kunnen worden gedaan, zal het U duidelijk zijn, dat de dienst 1951 417.800,- meer aan gewone midde len nodig heeft dan die van 1950 en dat er dus een grote uitzetting van het budget plaats heeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 1033