GEMEENTE BREDA AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Volgno.l der agenda Bijlagen 1950 No.350 30 October 1950 1/16241. Nota van Burgemeester en Wethouders inzake verdeling woonruimte bij nieuwbouw. Naar Uw Raad bekend is, is het een voortdurende zorg van ons college om de woningbouw in deze gemeente te stimuleren. In het eerste jaar van her nieuwde bouwactiviteit was dit niet anders mogelijk dan door deze nieuwbouw van gemeentewege ter hand te nemen. In de daarop volgende jaren bleek het doenlijk de bouwactiviteit van particulieren in meerdere mate in te schake len, een ontwikkeling, die ook daarom moest worden toegejuicht, omdat het in de grond van de zaak niet juist is de gemeente alleen eigenares te doen worden van de woningen in de stad en omdat op de lange duur deze politiek uit financieel oogpunt een onaanvaardbare last op het gemeentelijk budget zou leggen. De door het Rijk getroffen financieringsregeling werkte op ge lukkige wijze aan deze ontwikkeling mede, hoeveel de nog steeds bestaande beperking van bouwvolume een onbegrensde ontwikkeling in de weg stond. Zijn wij goed geïnformeerd, dan wordt in de toekomst de regeling van het bouwvolume, dat aan elke gemeente zal toevallen, grondig gewijzigd. Het zal niet zo worden, dat in elke gemeente volledig vrij zal kunnen worden ge bouwd, doch wel bestaat de mogelijkheid, dat de regeling aldus uitvalt, dat in de meest actieve gemeenten ook inderdaad het meeste gebouwd zal worden. Het lijkt zaak voor de dan te ontwikkelen activiteit ieder in te schakelen, die aan de verhoging van deze activiteit kan bijdragen, in casu de particu liere bouwnijverheid. De particuliere bouwnijverheid nu is slechts in be hoorlijke mate te activeren, wanneer deze de mogelijkheid heeft om de door haar gebouwde woningen aan opkomende gegadigden te verkopen om aldus weer geld vrij te krijgen voor de bouw van nieuwe complexen. Nu wil het geval, dat het tha^s^reeds enige malen is voorgekomen, dat de particuliere nijver heid moeite met de verkoop van haar woningen - niettegenstaande deze ge bouwd werden met rijkssteun -, omdat de gemeente door haar werkzaamheid op het gebied van een rechtvaardige verdeling van woonruimte het contact van bouwer en koper doorkruiste, omdat de koper in zijn gezinssamenstelling niet voldeed aan de normen, die de gemeente uit het oogpunt van haar beleid meen de te moeten stellen. De hier bedoelde gevallen zijn inderdaad tot oplossing gebracht, mede omdat dezerzijds soepelheid werd betracht, doch het laat zich aanzien, dat in de toekomst, wanneer de particuliere bouwnijverheid weer wat vrijer armslag heeft, de moeilijkheden op dit punt zullen toenemen. Immers, het is stellig zo, dat juist de grote gezinnen, wier lot het Woningnood bureau zich het meeste aantrekt, het minst kapitaalkrachtig zijn en het minst in staat om een woning van een particuliere bouwondernemer te kopen. ÏO.OOO-'SO

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 1135