- 2 - 4. De boekhouder is, onverminderd de verantwoordelijkheid van de directeur, belast met en zelfstandig verantwoordelijk voor de financiële administra tie. Hij geeft aan de directeur, zo dikwijls deze het vordert, inzage van de boeken en bescheiden 5. Bij afwezigheid ongesteldheid en ontstentenis wordt de boekhouder tij delijk vervangen door een ander ambtenaar, door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen. Artikel 6. 1. Alle betalingen ten laste van de tak van dienst en alle ontvangsten ten bate daarvan geschieden door een door Burgemeester en Wethouders te be noemen kassier. 2. De kassier zal van de inkomsten en betalingen een afzonderlijke rekening houden. De boekhouder zal regelmatig aan de kassier opgaaf verstrekken van de te innen bedragen. 3. De kassier doet geen betalingen dan na opdracht van de boekhouder en tegen kwitantie, nadat de desbetreffende rekeningen of ander© bescheiden voor "accoord" zijn getekend door de directeur. De betalingen geschieden eerst nadat deze door Burgemeester en Wethouders of door een daartoe door hen aangewezen lid van hun college blijkens schriftelijk gegeven b ewijs zijn toegestaan In spoedgevallen wordt de goedkeuring binnen een maand achteraf ge vraagd. Artikel 7. Terzake van het beheer van degene, die de boekhouding voert en van de kassier wordt een verzekering gesloten Artikel 8. Tussen de gemeente en de dienst van gemeente-beplantingen wordt voor wederzijdse stortingen rente berekend naar daarvoor door de Raad vast te stellen regelen Artikel 9, 1. De boekhouding wordt door de boekhouder gevoerd naar de methode van het dubbel boekhouden 2. Zij moet zodanig zijn ingericht, dat daaruit steeds een volledig over zicht van de bezittingen, vorderingen en schulden en een gedetailleerd overzicht van de uitkomsten der exploitatie kunnen worden samengesteld. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen omtrent de inrichting der boekhouding en de bewaring van gelden en geldswaardige papieren nader voorschriften geven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 1259