Behoort bij volgnummer 63 der agenda
Ons college staat op het standpunt, dat aan de Commissie geen inlich
tingen behoevente worden onthouden doch dat een verhouding Commissie -
Woningnoodbureau die practisch neer komt op een gehele verantwoordelijkheid
van het Woningnoodbureau aan de Commissie, onjuist is
Het feit, dat de Commissie zelfstandig voorstellen tot vordering aan
Burgemeester en Wethouders kan doen, behoeft daaraan niets te veranderen. De
Commissie immers kan de haar bekende adressen,die om invordering vragen ge-
makke lijk uit andere hoofde kennen,en overigens wordt aan ons college overge
laten door een regelmatig toezicht op de kaartsystemen van het Woningnoodbureau
te voorkomen,dat niet gevorderd wordt waar dit intussen wel behoort te geschie
den.
Zo lijkt het ons duidelijk dat de voorliggende vorderingen door de Com
missie niet behoeven te worden afgewezen op het grond van het feit, dat naar
haar mening vordering elders eerder op haar plaats zou zijn De Commissie be
hoort een voorliggende vordering op haar eigen merites te toetsen. Of elders
tevens vordering kan plaats hebben, staat daar volkomen buiten
Dit alles wil niet zeggen dat wij niet bereid zouden zijn om de Commis
sie in zo ruim mogelijke mate in te lichten en haar in alle redelijke verlangens
tegemoet te komen.
Ons college is er werkelijk niet op uit om een dergelijke Commissie in
haar belangrijke te.ak te bemoeilijken, maar het moet ons van het hart dat het
er toch dikwijls veel van had dat de Commissie het het Woningnoodbureau wel
uiterst moeilijk maakte.
Dit nu wensen wij te couperen
Het voorstel van de Commissie,n.l. dat zij bereid is haar vragen be
hoorlijk geformuleerd schriftelijk te stellen aan het Woningnoodbureau,(met co-
pie voor de Burgemeester) welke dan ook schriftelijk in haar volgende vergade
ring zouden moeten worden beantwoord, eveneens met copie voor de Burgemeester,
is niet aanvaardbaar, aangezien het ons college in zijn verantwoordelijkheid
passeert
De tweede moeilijkheid betreft de door ons wenselijk geachte aanwezigheid
van de Directeur van het Woningnoodbureau of diens gemachtigde in de vergade
ringen der Commissie, V/ij stellen die aanwezigheid op prijs, omdat de schrifte
lijke toelichting op een voorgenomen vordering nooit zodanig kan zijn, dat zij
opweegt tegen de toelichting die door belanghebbende mondeling naar voren wordt
gebracht. Juist om de taak van de Commissie beter tot haar recht te doen komen
hebben wij haar daarom voorgesteld de tegenwoordigheid van de Directeur van het
Woningnoodbureau toe te staan.
Wij stellen ons daarom voor o dat de belanghebbenden en de Directeur van
het Woningnoodbureau op volkomen gelijke voet door de Commissie zullen worden
behandeld, met volkomen gelijke plaatsing hunner zetels in de vergaderkamer van
de Commissie zodat daarmede volkomen tot uitdrukking zal worden gebracht dat
de Commissie geen verlengstuk is van het Woningnoodbureau, doch zich integen
deel als een onafhankelijk rechter demonstreert
Dit voorstel is door de Commissie eveneens afgewezen omdat deze tegen
woordigheid tegenover het publiek een onjuiste indruk zou wekken. Tegenover dit
niet verder uitgewerkte argument stellen wij, dat deze indruk bij boven aangege
ven procedure niet mogelijk is. Ook het argument dat zijdelings vernomen werd,
dat de belanghebbenden zich in tegenwoordigheid van een representant van het
Woningnoodbureau niet zouden durven uiten, lijkt w 1 ver gezocht. Zij die in
de Commissie verschijnen zijn toe aan hun laatste steun, die hulp kan verschaffen.
Zij klemmen zich als het ware vast aan de Commissie en zullen zich door de aan
wezigheid van de Directeur van het Woningnoodbureau zeker niet laten weer
houden hun mening naar voren te brengen.
Daar wij menen aan deze beide eisen te moeten vasthouden, zullen de thans
zitting hebbende leden der commissie en hun plaatsvervangers geen prijs stellen
op een herbenoeming.
Wij hebben de Commissie gevraagd bij haar antwoord te vermelden welke
harer leden en plaatsvervangende leden bereid zouden zijn met deze nieuwe werkwijze
accoord te gaan. De Commissie heeft ons daarop geantwoord dat haar argumenten,
die van alle leden en plaatsvervangende leden waren, zodat het weergeven der