Met betrekking tot de subsidies merken wij op dat waarschijnlijk de tijd niet ver meer is dat alle subsidies moeten worden herzien door noodza kelijke bezuinigingen en dat het dan nog moeilijk genoeg zal zijn om de juiste methode toe te passen.Jaarlijks wordt van iedere vereniging Jf in stelling aan de hand van de over te leggen begroting en exploitatierekening nagegaan of het subsidie nog voorziet in de behoeften der betrokken vereni ging.Indien blijkt dat het subsidie verlaagd kan worden of geheel kan ver vallen,geschiedt dit ook.Daaraan doet niets af het tijdstip,waarop het subsidie is verleend.Hieruit blijkt reeds dat het subsidiebeleid meer be paald wordt op doelmatigheidsoverweging dan op historisch-feitelijke overwe gingen.Reeds vorig jaar deelden wij mede,dat het gemeentelijk subsidie in de meeste gevallen slechts een aanvulling moet zijn op de uit andere bronnen verkregen en nog te verkrijgen inkomsten.Hierbij moet er voor gewaakt worden dat het particuliere initiatief niet geheel ondergeschikt wordt gemaakt aan de overheid,De voorwaarden,?/aaronder in het algemeen een subsidie verleend wordt,worden door Uw college bij de verlening van het subsidie vastgesteld. Steeds $ordt verlangd de overlegging van begroting,exploitatierekening en het jaarverslag,terwijl de gemeentelijke bijdrage niet hoger mag zijn dan het exploitatietekort. Evenals vorig jaar zullen de jaarverslagen en exploitatierekeningen van de gesubsidieerde verenigingen en instellingen in de leeskamer ter inzage worden gelegd. Reeds bij de z.g,incorporatie van de vaste en tijdelijke toelagen in het salaris in 1948,besloten wij in principe de werktijd te verlengen tot 4 Is uur per w eek,zoals door de Minister van Binnenlandse Zaken werd verlangd.Aange zien de commissie voor ambtenarenaangelegenheden,daarover gehoord,toen van mening was,dat aan de verlenging een volledige toetsing van de salarissen aan die van de rijksambtenaren moest voorafgaan,is met de uitvoering van het besluit gewacht tot na de inpassing in de nieuwste bezoldigingsregeling. Over de indeling van de werktijd hebben wij de dienstcommissies gehoord. De raadsleden,die zitting hebben in het georganiseerd overleg,hebben het recht een van het meerderheidsstandpunt afwijkende opvatting opnieuw in de raadsvergadering ter discussie te stellen,Dit recht wordt echter be perkt door de goede democratische gewoonte,dat de leden in de diverse com missies niet dan in belangrijke en principiële zaken zich in de raadsverga deringen van het standpunt van een commissie distanciëren. Wij zijn van méning,dat de commissies voor georganiseerd overleg ad viescommissies zijn,welke-op grond van de waardewelke deze adviezen voor ons hebben-een zekere maté van medezeggingschap bezitten. Wij zijn van oordeel,dat de A.B.V.A.tot het georganiseerd overleg der ambtenaren voor toelating in aanmerking komt,nadat de plaatselijke afdeling van deze bond gedurende 2 jaren ten minste 10 personen heeft omvat,op wie het ambtenarenreglement van toepassing is.De uitvoering van artikel 82 van het ambtenarenreglement,waarin deze materie is geregeld en welke aan ons college is opgedragen,behoefde naar ons inzicht geen overleg met genoemde commissie.Zulks temeer niet,daar wij ons door een reeds eerder gepleegd overleg georiënteerd achtten over de naar onze mening onjuiste zienswijze van de voorstanders van toelating in een gelijk geval,Dit heeft betrekking op de situatie,zoals deze thans is op grond van de huidige redactie van ar tikel 82 van het Ambtenarenreglement.Wij overwegen een herziening van de gehele materie van het georganiseerd overleg.Daarbij zal de vraag of dit artikel 82 moet worden gewijzigd,nader onder het oog worden gezien,waartoe de nieuwe constellatie van het organisatie-wezen wel aanleiding geeft. Ook wij betreuren het,dat ten aanzien van de herclassificatie geen re sultaat werd bereikt.Bij elke daarvoor geschikte gelegenheid zal door ons op de onjuiste classificatie-indeling worden gewezen.Voorts zijn wij bereid op een daarvoor geschikt ogenblik bezwaar te maken tegen de als onbillijk aan- -4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 1325