GEMEENTE BREDA
i'
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Bijlagen 1950
No.178
9 Juni 1950 l/8355
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het al of niet dempen van de Haven
In de raadsvergadering van 25 Mei j.l.toen ons voorstel aan de orde
was om aan het ingenieursbureau Witteveen en Bos opdracht te verlenentot uitwer
king van gedetailleerde plannen voor de riolering van deze gemeente, is Uw Baad
de toezegging gedaan, dat in zijn eerstvolgende vergadering de U bekende kwestie van
het al of niet dempen van de Haven aan de orde zou worden gesteld. Deze belofte
lossen wij bij deze in.
Van de geschiedenis, die deze reeds 10 jaar hangende zaak heeft doorge
maakt, willen wij alleen dit releveren, dat er terzake eenaaadsbesluit bestaat
van de 27e Juni 1940, waarin besloten werd tot demping van de Haven. Deze demping
was toentertijd een logisch gevolg van het bestaande plan om de nieuwe rijksweg
Moerdijk-Antwerpen door een aftakking bij Beek te verbinden met het centrum van
Breda via de Gasbrug, Nieuwe Prinsenkade, Haven en Markendaalseweg,
Zoals Uw Raad echter uit de besprekingen over het nieuwe verkeersplan, die
ook in Uw vergadering zijn gehouden,- duidelijk is geworden, is er gerechte twijfel
gerezen over de vraag, of deze verbindingsweg aldus dient te blijven geprojecteerd.
Voor het ogenblik gaat de gedachte uit naar een aftakking die eveneens
bij Beek beginnende, langs de terreinen van de Reiniging met oen brug over de
Tramsingel via de Schcrsmolenstraat in de stad uitmondt. Deze gedachte werd aan
leiding tot het in ®en ander licht zien van de al of niet noodzakelijkheid van het
dempen van de Haven. Immers, de eerstgedachte reden tot dempen wordt bij deze
nieuwe opzet wel zeer bijkomstig, zodat opnieuw diende en-nog dient te worden over
wogen om welke reden de demping wenselijk zou kunnen zijn. Er bestaat dus aanlei
ding zich te bezinnen over de vraag, wat de winsten en wat de verliezen zijn bij
het dempen van de Haven.