GEMEENTE BREDA
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA
Volgno.39 der agendo
Bijl gen 1350
Ho.^49
25 Juli '50,v/10942
V orstol van Burgemeester en ..ethouders
inzake de Brandweer»
Het is ongetwijfeld "bekend, dat vóór 1940 de "brandweer-organisatie in deze
gemeente geheel steunde op de grote "burgerzin van een aantal vrijwilligers onder
leiding van een college van toegewijde brandmeesters.
In de oorlog werd op last van hogerhand een aantal beroepsbrandweerlieden
onder leiding van een beroeps-commandant aangesteld, waarnaast een drietal groepen
vrijwilligers als reserve bleven gehandhaafd. De brandmeesters bleven een advies
college vormen, terwijl zij tevens de leiding behielden van de vrijwilligersgroe-
pen. Deze opzet bleef na de bevrijding gehandhaafd.
Reeds enige tijd hebben wij ons-beraden of verandering wenselijk of nood
zakelijk is. Het tragisch verscheiden van de heer A.C.van Schendel, commandant dei-
Brandweer, was hiervoor nog een aanleiding temeer. Van de Rijksinspecteur voor het
Brandweerwezen voor de Zuidelijke provincies hebben wij hierbij vele deskundige
adviezen en de grootst mogelijke medewerking ondervonden. Gedurende lange tijd
heeft hij bovendien het commando willen waarnemen. Toen dit enige tijd geleden de
heer Meenhorst naast zijn andere werkzaamheden niet meer mogelijk was, hebben wij
de brandmeester P.Otten hiertoe bereid gevonden en hem tijdelijk met de leiding
belast.
Bij de oplossing van het vraagstuk hebben wij ons laten leiden door de ge
dachte, dat een stad als Breda vooral door de inpandige bebouwing in het centrum
een betrekkelijk groot brandgevaar oplevert. Objecten als warenhuizen, winkels,
bioscopen, vergaderzalen, hotels, fabrieken e.d. vereisen mede vanuit dit ge
zichtspunt grote aandacht.
Slechts een organisatie, welke goed geleid en getraind alsmede met prima
materiaal is uitgerust en bovendien bij dag en bij nacht snel kan uitrukken, is in
staat de gevolgen van een brand - en vaak zijn mensenlevens in het spel - zoveel
mogelijk te beperken.
Een organisatie, welke uitsluitend werkt met vrijwilligers, kan hieraan
slechts tot op zekere hoogte voldoen. In vergelijking met een beroepsbrandweer,
welke óók 's nachts binnen weinige seconden kan uitrukken, mist zij die snelheid,
welke juist voor de beperking van een brandhaard van overwegende betekenis is.
Het voorgaande doet niet af aan ons respect voor de vrijwilligers. Aan hun
beleid en burgerzin hebben wij veel te danken. Bij hen treffen wij aan een opval
lend grote interesse voor hun taak, veel initiatief en - wat ook zeer belangrijk
is - een uitstekende kennis van de stad en haar bebouwing. Bij hen missen wij
echter de mogelijkheid van het snelle uitrukken en de speciale training, welke
van een beroepskern kunnen worden geëist»
- Een -