- 2 -
indien wij niet een - zij het tijdelijke - regeling aan Uw Raad zouden voorleggen.
Wij stellen U voor, aan de ambtenaren, werklieden en arbeidscontractanten,
die in deze niet wettelijk zijn verzekerd, een bijdrage tot een maximum van ƒ.100»--
per jaar te verlenen, ten bedrage van de helft van de uitgaven, welke zij blij
kens over te leggen bewijsstukken over de periode van 1 Juli 1950 tot 1 Januari
1952 voor hen of voor hun gezin hebben betaald wegens verzekering tegen de kosten
van g eneeskundige verzorging bij ziekte of ongeval.
Een daartoe strekkende regeling is vervat in het hierbijgevoegd ontwerp-
raadsbesluit, waarmede de commissies voor georganiseerd overleg van de ambtenaren
en de werklieden zich kunnen verenigen. Van de toepassing der regeling zijn, be
halve zij, wier werkzaamheden naar ons oordeel geen volledige-dagtaak opleveren,
uitgezonderd het personeel van de politie en van het onderwijs. Voor het politie
personeel is terzake reeds een rijksregeling getroffen» Ten aanzien van het per
soneel van het onderwijs is de gemeenteraad voor sommige groepen niet competent te
achten een regeling te treffen, terwijl dit voor de andere groepen voor betwisting
vatbaar is. Ofschoon overtuigd van de wenselijkheid van een dergelijke regeling
menen wij, dat door het stellen daarvan aan het gerechtvaardigd verlangen van
alle betrokkenen in breed verband gezien zelfs afbreuk zou kunnen worden gedaan.
Het is toch zo, dat indien de gemeente voor het personeel van het onderwijs geen
regeling treft, de bestaande moeilijkheid dat namelijk èn het rijk en de gemeen
te in meerdere of mindere mate bevoegd en derhalve verplicht zijn deze en andere
sociale voorzieningen voor dit personeel te treffen en zulks zodanig, dat het ver
antwoorde repercussies zal hebben op de verplichtingen ten aanzien van het personeel
van het bijzonder onderwijs) nog meer tot uitdrukking komt en daardoor eerder
een algemeen geldende regeling tot stand zal komen# Reeds eerder deelde Uw Raad in
een eenvoudiger aangelegenheid dit standpunt in Uw vergadering van 30 Juni 1949 naar
aanleiding van ons prae-advies. van 13 Juni 1949 no. v/7392,opgenomen in de bijlagen
1949,no.124.
Een voorlopige schatting van de kosten kan men maken, uitgaande van het
getal der gehuwde ambtenaren en werklieden in vaste dienst. De ervaring toch leert,
dat ongehuwden zelden zulk een verzekering sluiten, terwijl de gehuwde arbeids
contractanten op een enkele uitzondering na verplicht verzekerd zijn bij een
algemeen ziekenfonds (zodat de gemeente voor hen eveneens de helft der zieken
fondspremie ad 3,6$ van hun loon of salaris voor haar, rekening neemt). Indien men
nu aanneemt dat bij een gemeentelijke bijdrage van 50$ alle gehuwde ambtenaren
en werklieden in ambtelijke dienst een verskering zullen sluiten en wel de ambte
naren gemiddeld tot een totale premie van ƒ.150#- per jaar en de werklieden gemid
deld tot een totale premie van ƒ.90.- per jaar, dan zou de gemeentelijke bijdrage
in het tweede halfjaar van 1950 in totaal ongeveer de helft van (271 2 ƒ.75»- plus
283 x ƒ.4.5.-), derhalve ƒ.16530.- belopen»