AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. No.260 30 Augustus 1950 No.l/lll39 Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling ener verordening ingevolge artikel 0 4, sub 3 der Hinderwet. Bij de Wet van 27 Mei 1948 (No.l/215) zijn enige artikelen van het Be sluit bezettingsmaatregelen (Staatsblad 1944,no.E.93) aangevuld. Krachtens artikel IV,2e lid, dier Wet, blijven de bezettingsmaatregelen van lagere organen, vastgesteld door organen, die daartoe krachtens de Nederland se wetgeving, zoals deze op 10 Mei 1940 luidde, niet bevoegd waren, voorlopig van kracht, doch vervallen voorzover zij op 1 December 1950 nog van kracht zijn, met die datum. Ingevolge deze bepaling zal met ingang van bovengenoemde datum komen te vervallen de op 14 September 1944 door de Burgemeester ingevolge artikel 3 van de Verordening no.l52/l941 van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, waarnemende de taak van de Gemeenteraad, vastgestelde verordening ingevol ge artikel 4, sub.2°., der Hinderwet. Derhalve zal moeten worden overgegaan tot vaststelling ener nieuwe ver ordening. Deze zal in belangrijke mate afwijken van de nu nog bestaande verorde ning. De oorzaak hiervan is te zoeken in de omstandigheid dat de bestaande ver ordening nimmer practische toepassing heeft kunnen vinden en het nemen van maat regelen, welke in het belang van de volksgezondheid nodig worden geoordeeld,belet Doordat het terrein aan de Speelhuislaan in feite nimmer de in de ver ordening bepaalde bestemming heeft verkregen, heeft men niet kunnen voorkomen,dat zich elders in de gemeente inrichtingen hebbengevestigd, die naar hun aard in de nabijheid van de bebouwing niet geduld kunnen worden. Een voorbeeld hiervan was de aanwezigheid van de beenderenopslagplaats van de Bloemstraat. De Lijm- en ISOOO-S'SO

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 821