Behoort bij volgno.47 der Agenda.
De Raadscommissie,ingesteld en benoemd bij besluit van de Gemeenteraad van Breda
d.d, 20 November 1950,bestaande uit de heren:
Mr.B-W.M. Drion AJ.J.van Gils, A, Jongbloed, J.van Kampen en Mr.E.H. Toxopeus,
heeft de eer Uw Raad hierbij te rapporteren en te adviseren omtrent de contro
verse, bestaande tussen het college van Burgemeester en Wethouders en het Gemeen
telijk Woningnoodbureau enerzijds en de commissie ex artikel 8 der Woonruimte-
wet anderzijds.
De commissie heeft tot haar voorzitter gekozen Mr,Drion en tot secretaris
Mr.Toxopeus.
Taakoms chrij ving
De commissie heeft gemeend,zulks in verband met de argumenten,welke Uw Raad
tot haar instelling aanleiding hebben gegeven en met de door Uw Raad ondersteun
de wens van het college van Burgemeester en Wethouders,haar taak aldus te moeten
opvatten: onderzoek naar de oorzaken en de omvang van voornoemde controverse en
onderzoek naar de mogelijkheden van het tot elkander brengen der partijen,zulks
met advies am Uw Raau omtrent de bij de benoeming van de commissie ex art.8
woonruimtewet te volgen gedragslijn en het opstellen van een ontwerp van een reg
lement van Orde voor laatstgemelde commissie.
Werkwijze
De commissie heeft in een aantal vergaderingen de betrokkenen,alsmede per
sonen,die van de gang van zaken op de hoogte waren,uitvoerig gehoord,hen hun stand
punt doen toelichten en hun de naar het oordeel der commissie,nodige vragen ge
steld.De commissie is van oordeel,dat zij zich op deze wijze een volledig beeld
van de situatie heeft kunnen vormen en thans Uw Raad kan inlichten en adviseren.
De commissie heeft het noodzakelijk geoordeeld alle gehoorden toe te zeggen hunne:.;,
mededelingen vertrouwelijk te zullen behandelen,zulks temeer waar het in deze kwes
tie vaak ging om persoonlijke moeilijkheden en wel veelal tussen personen,die in
gemeentelijk verband hiërarchisch ten opzichte van elkaar staan.
De commissie is van oordeel,dat de gehoorden hun mededelingen,zo omtrent
de feiten als omtrent de vragen van algemene aard.zonder voorbehoud en naar eer
en geweten hebben gedaan.
Conclusie en advies.
Het is de commissie gebleken,dit zij voorop gesteld,dat de standpunten der
betrokkenen,naar de mening der commissie althans,principieel aanzienlijk minder ver
uiteen liggen dan aanvankelijk het geval leek te zijn.
Naar het oordeel der commissie zijn de geschilpunten al te zeer toegespitst
en tot erezaken verheven,is te weinig gepoogd tot betere samenwerking te geraken
en is te weinig begrip voor het standpunt van de andere partij getoond,Het wil
daarom de commissie voorkomen,dat met goede wil van weerskanten het gehele con
flict had kunnen zijn vermeden.
De commissie heeft met voldoening geconstateerd,dat zowel aan de zijde van
het College van Burgemeester en Wethouders als bij de Directeur van het Woning
noodbureau de overtuiging bestaat,dat de leden der Commissie ex artikel 8 woonruim
te-wet hun taak nauwgezet,eerlijk en met grote ijver vervullen.Anderzijds is ge
bleken, dat Ook de Commissie ex artikel 8 woonruimtewet waardering heeft voor het
werk van het woningnoodbureau en begrip toont voor de moeilijkheden,waarmede dit
bureau heeft te kampen.
De commissie is tot de overtuiging gekomen dat in de vergaderingen van de
Commissie ex artikle 8 woonruimtewet dan wel in de daarna in het vergaderlokaal
met de directeur van het woningnoodbureau of diens vertegenwoordiger gehouden nar-
besprekingen,wel eens een tekort aan leiding,respectievelijk aan tot rust manend
overwicht,uitgaande van de voorzitter,heeft bestaan,speciaal wanneer het betrof het
stellen van vragen aan de directeur van het woningnoodbureau of diens vertegen
woordiger.