Behoort bij volgno.47 der Agenda. Het is de commissie gebleken,dat wel eens onparlementaire uitdrukkingen werden gebezigd die op zich niet waardig zijn en bovendien niet bevorderlijk zijn voor de goede samenwerking. De commissie wijst er op,dat dergelijk incidenten volgens de Commissie ex artikel 8 Woonruimtewet uitsluitend na de vergaderingen zouden zijn voorgeval len, gelijk ook het stellen van vragen buiten de orde (waarover nader),doch tekent daarbij aan, dat haars inziens het formeel sluiten van de vergadering geenszins inhoudt,dat hetgeen daarna is geschied voor de beoordeling van de onderhavige kwestie irrelevant zou zijn. Van de andere zijde is,naar bleek,evenzeer een en ander wel weer te zwaar opgevat en is het standpunt te scherp en te principieel gesteld. Gebleken is voorts, dat de Directeur van het'Woningnoodbureau geen enkel bezwaar heeft,althans geen bezwaar meer heeft,tegen vragen,te stellen door de commissie exartikel 8 woonruimtewet, mits die vragen ófwel betrekking hebben op het aan de orde zijnde vorderingsgeval ófwel de strekking hebben de commissie ex artikel 8 woonruimtewet een algemeen beeld van de woonruimtevoorraad en van het beleid van het woningnoodbureau te geven. Wel werd bezwaar gemaakt tegen vragen die voormeld verband of voormelde strekking geheel missen en die uitsluitend slaan op een bepaald geval,waarvoor de vragensteller zich interesseert.Dit bezwaar komt de commissie gegrond voor. Het is de commissie gebleken,dat meerdere leden der adviescommissie zich beijverden om in bepaalde gevallen, hun persoonlijk bekend geworden,hun bemidde ling te verlenen,Hoewel de commissie gaarne wil aannemen,dat de betrokken leden der adviescommissie,aldus handelende,geheel te goeder trouw waren,komt een der gelijk bemiddelen door personen,die hetzelfde geval eventueel te beoordelen kun nen krijgen en die ook overigens tegenover de burgerij geheel vrij dienen te staan,bepaald onjuist voor. Opgemerkt moet hierbij worden,dat aan deze bemiddeling inmiddels,door rede nen buiten de sfeer van dit onderzoek gelegen,reeds vrijwel een einde gekomen is. Na ampel overleg is de commissie tot de conclusie gekomen,dat het juist is, indien de directeur van het woningnoodbureau of zijn vertegenwoordiger,de verga deringen der adviescommissie bijwoont,als het ware als gelijkgerechtigde tegenparti van de vorderingscandidaat. De adviescommissie heeft te berde gebracht dat haar bezwaren tegen de tot dusver gevolgde werkzijze onder meer vooral omvatten het feit,dat de vorderings- candidaten niet tevoren door de directeur van het woningnoodbureau zelf werden gehoord.De adviescommissie meende daarin de mogelijkheid te zien van vollediger voorlichting van haar zelf door de directeur van het woningnoodbureau en van het overbodig maken van diens tegenwoordigheid bij haar vergaderingen. De commissie is het,wat het eerste punt betreft,met de adviescommissie eens en dringt er op aan, dat de vorderingscandidaten tevoren door de Directeur of plaatsvervangend directeur van het woningnoodbureau worden gehoord,zulks speciaal met het oog op een vruchtbare gang van zaken ter vergadering van de commissie ex artikel 8 Woonruimtewet, De commissie meent echter,dat op deze wijze nog niet overbodig wordt de aanwezigheid van de directeur van het Woningnoodbureau of zijn vertegenwoordiger, ter vergadering van de advies commissie.Het is immers gebleken,dat herhaaldelijk vorderingscandidaten juist bij die laatste gelegenheid allerlei nieuwe argumenten aanvoerden,waarvan de betekenis dan wellicht niet behoorlijk kon worden gewogen. De commissie kan niet delen de mening van de adviescommissie,als zouden de opgeroepen \orderingscandidaten door de aanwezigheid van de directeur van het woningnoodbureau worden geintimideerd. Nu evenwel de adviescommissie met grote stelligheid bleef ontraden in het reglement van orde de aanwezigheid van de directeur bij de gehele vergadering voor te schrijven en de commissie ongaarne de zittende adviescommissie zou zien heengaan,na het vele goede werk dat zij heeft verricht en nadat zij zoveel ervaring heeft kunnen opdoen,heeft de commissie gemeend een compromis-voorstel te kunnen doen, zoals in het reglement van orde is opgenomen,De directeur van het woningnood- - 2 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 1005