BREDA
Rapport van de Raadscommissie,belast met de
voorbereiding van een herziening van de ver
ordening,regelende het wachtgeld en het pen
sioen voor wethouders en het pensioen voor
hun weduwen en wezen.
Op voorstel van Burgemeester en Wethouders,d.d.11 Januari 1950,no.Vl/
-een 500(Bijlagen 1950 no,33)werd door Uw Raad bij besluit van 19 Januari 1950
herzie-uit Uw midden een ft>mmissie ingesteld tot voorbereiding van/de verordening,re
ning van geien<3.e Ue pensionnering der wethouders en hun weduwen en wezen(gem»bl.706)
In de Commissie werden benoemd de Heren Drs.L.van Egeraat,A,Jongbloed,
J.J.van Oijen,Mr.E.H.Toxopeus en Dr.G.M.J,Veldkamp.
Na het aftreden als raadslid van de Heer J.J.van Oijen werd in diens
plaats bij Uw besluit van 18 Januari 1951 in deze commissie benoemd de Heer
G.Minderhoud.
Als secretaris werd aan de Commissie toegevoegd de Chef de afdeling Per
soneel ter secretarie.
Ongeveer Maart 1951 is de commissie met haar werkzaamheden begonnen,nadat
t zij-naar later bleek ten onrechte-eerst gewacht had op een nadere installatie
vanwege het College van Burgemeester en Wethouders.
Tot haar voorzitter benoemde zij de heer Dr.G.M.J.Veldkamp.
Aanleiding tot het instellen van deze herzieningscommissie waren de wij
zigingen, welke bij de Wetten van 5 Juni 1948(Staatsbladen I 301 en 302)werden
aangebracht in artikel 101 der Gemeentewet,op welk artikel de betreffende
verordening steunt.
De Commissie heeft echter gemeend goed te doen d® hierdoor onstane gele
genheid te benutten om de gehele regeling van het toekennen van wachtgeld en
pensioen aan wethouders en pensioen aan hun weduwen en wezen nader te bezien.
Uitgaande van de thans geldende verordening heeft zij de huidige regeling
vergeleken met die van een achttal met Breda vergelijkbare gemeenten en mc-t de
in de Wet van 25 Januari 1951(Staatsblad no,24)getroffen wachtgeld-en pensioen-
repeling voor staatssecretarissen.
Een drietal uitvoerige besprekingen te dezer zake hebben de Commissie ge
tracht tot een ontwerp van een herziene regeling,hetwelk zij U hierbij moge
aanbieden.In een bijgevoegde toelichting is-zo ver nodig-gemotiveerd,waarom de
Commissie een eventuele wijziging van de bestaande bepalingen in overweging
wil geven.
9 Naar aanleiding van deze ontwerp-verordening moge nog het volgende worden
opgemerkt.
Het spijt de Commissie,dat zij geen voorstel kan doen om aan een wethouder,
die wegens ziels-of lichaamsgebreken,veroorzaakt door de uitoefening van de
dienst,zijn ambt moet neerleggen,een onmiddellijk ingaand invaliditeitspensioen
toe te kennen,daar de Gemeentewet een dergelijke-billijk te achten-voorziening
niet toelaat.
De Commissie moge daarom in overweging geven te doen nagaan of op andere
wij ze(b«v. door het sluiten vaneen verzekering bij het va ria-verze kering sbe-
drijfhierin ware te voorzien,
Breda,3 September 1951*
Namens de Commissie voornoemd,
G. I/I. J «Veldkamp
voorzitter
Kooyman
secretaris