VERORDENING, REGELENDE HST WACHTGELD EN PENSIOEN VOOR DE WETHOUDERS EN HET PENSIOEN VOOR HUN WEDUWEN EN WEZEN. De Raad der gemeente Breda, Heeft besloten vast te stellen de volgende verordening,regelende het wachtgeld en pensioen voor de wethouders en het pensioen voor hun weduwen en wezen. Artikel 1. Aan hem die wethouder dezer gene ente is geweest,wordt wachtgeld en pensioen, en aan zijn weduwe en wezen pensioen toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 101 der Gemeentewet,naar de regelen,vastgesteld bij deze verordening» Artikel 2. 1. Hij die ophoudt wethouder te zijn,heeft met ingang van de datum van af treding als zodanig,voor zover hij alsdan niet de 65-jarige leeftijd heeft T»ereikt,recht op wachtgeld gedurende een tijdvak,gelijk aan zijn nog niet met wachtgeld vergolden diensttijd als zodanig,tot een maximum van 3 jaar. 2. Het wachtgeld bedraagt gedurende het eerste jaar 75%,gedurende het tweede jaar 50%,en gedurende het derde jaar 25% van de laatstelijk als wethouder genoten jaar-wedde. 3» Voor de toepassing van het vorig lid wordt onder jaarwedde verstaan het inkomen van de wethouder als zodanig,met inbegrip van de kindertoe lage, genot en op de dag voor de aftreding. Artikel 3. Indien de gewezen wethouder,die wachtgeld genietinkomsten geni-rt of gaat genieten uit of in verband met een ambt of betrekking,in dienst van een der lichamen genoemd in artikel 3 en artikel 4 der Pensioenwet 1922(Staatsblad no.240) uit het bekleden van een wethouderschap of van een lidmaatschap van Gedeputeerde Staten of van de Tweede Kamer der Staten Generaal,binnen drie maanden voor de dag van aftreding als wethouder ter hand genomen of aanvaard,dan wordt,in dien over enig kalenderjaar het wachtgeld,vermeerderd met die inkomsten en eventueel met de inkomsten,bedoeld in het derde lid van artikel 101 der Gemeen tewet,de laatstelijk genoten jaarwedde als wethouder zou overschrijden het wachtgeld met het bedrag dier overschrijding verminderd. Artikel 4. 1. .Hij die tenminste 4 jaren wethouder is geweest heeft,vooi"zover hij op de datum van aftreding als zodanig de 65-jarige leeftijd heeft bereilcb, zomede bij het bereiken van die leeftijd na genoemde datum,recht op ouderdomspensioen. 2. Dit pensioen bedraagt voor elke maand,dat hij wethouder is geweest, 1/240 deel van de laatstelijk genoten jaarwedde. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt de diensttijd als wethouder afgerond tot een volle maand naar boven. 4. Voor de toepassing van het tweede lid wordt ondc-r jaarwedde verstaan het inkomen van de wethouder als zodanig,met uitzondering van de kinder toelage. Artikel 5. In afwijking van het bepaalde in het le en 2e lid van het vorig artikel heeft hij,die zijn functie als wethouder moest neerleggen wegens ziols- of lichaamsgebreken,welke het rechtstreeks gevolg zijn van de uitoefening van zijn dienst,voorzover hij op de datum van aftreding als zodanig de 65 jarige leeftijd heeft be reikt,zomede bij het bereiken van die leeftijd na genoemde datum,recht op ouderdomspensioen ten bedrage van de helft van de laatstelijk genoten jaarwedde. 2* De Raad beslist over de vraag of zich een geval,bedoeld in hot vorig lid,voordoetna het gevoelen te hebben ingewonnen van een commissie van drie geneeskundigen,van wie een wordt aangewezen door Bur-gemaester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 1105