ft gestelde redactie zal door een ambtsperiode van 10 jaar het maxi maal bereikbare pensioen verworven kunnen worden. Artikel 5« ifenneer de wethouder wegens ziels-of lichaamsge«reken zijn functie moet neerleggen,is er-naar het de Commissie voorkomt-alleszins aanlei ding binnen het kader van de wettelijke mogelijkheden het maximum-pensioen toe te kennen.Het nieuw voorgestelde artikel 5 voorziet daarin.Door het aan de verordening ten grondslag liggende systeem heeft zulks- hetgeen billijk voorkomt-medeeen verhoging van het weduwen-en wezen pensioen ten gevolge,ook indien de wethouder als rechtstreeks gevolg van de uitoefening van zijn dienst is overleden. Artikel 6.(oud 3) Nieuw is de bepaling,dart de onderbreking van het wet houderschap geen gevolgen heeft ten aanzien van wachtgeld of pensioen bij afwezigheid wegens verplichte militaire dienst. Artikel 7» (oud 4) Dit artikel is ongewijzigd overgenomen van de thans geldende re geling, De Commissie merkt hierbij op,dat het ontslag als wethouder in gevolge art.87a der Gemeentwet(opgenomen bij Wet van 15 Juli 1948,St. 1.301) ,in het geval dat de raad het vertrouwen in een wethouder heeft verloren,naar haar inzicht geen aanleiding mag zijn voor het verval len van de aanspraken op pensioen of wachtgeld. Artikel 8 en 9« De Commissie heeft gemeend enige niet onbelangrijke wijzigingen (oud 5 en 7) te moeten voorstellen ten aanzien van de pensionnering van de weduwen en wezen. Vooreerst hoopt zij redactioneel deze artikelen te hebben verdui delijkt door de opname van de termen weduwe/wees van een"wethouder" (tijdens zijn ambtsperiode «verleden)en weduwe/wees van een"gewezen wethouder"(na zijn ambtsperiode overleden). Volgens de voorgestelde redactie wordt het recht op weduwenpen- sioen verruimd,in zoverre daarbij aanspraken op pensioen ontstaan: a) in elk geval voor de weduwe van oen wethouder(derhalve in tegen stelling tot de huidige bepaling ongeacht de duur van het wethouder schap), en b) voor de weduwe van een gewezen wethouder,wanneer deze op 65-jnrigc leeftijd recht op pensioen zou hebben gekregen(thans kan alleen de weduwe van een gewezen wethouder pensioen krijgen,wanneer deze is over leden na zijn pensionnering derhalve na diens 65-jarige leeftijd). Een gelijke Verruiming is voorgesteld in het recht op wezenpen sioen. Do volgende voorbeelden moge de voorgestelde regeling verduide lijken» Na een ambtsperiode van drie jaar overlijdt een in functie zijnde wethouder.Zijn nagelaten betrekkingen hebben dan recht op pensioen (weduwo/wees van een wethouder). Iemand is drie jaar wethouder geweest en daarna, als zodanig afgetreden.Aan zijn later overlijden ontlenen zijn weduwe en wezen geen pensioenaanspraken,daar hij zelf op 65-jarige leeftijd(wegens het niet voldoen aan de daarvoor vereiste diensttijd)geen recht op pensioen heeft. Na een ambtsperiode van ruim acht jaar is een wethouder afgetre den.Met ingang van de datum van zijn overlijden hebben" zijn weduwe en wezen recht op pensioenongeacht of dit overlijden plaats vond voordat de gewezen wethouder 65 jaar was geworden,of wel nadat bij peneioen was gaan genieten. Anderzijds wordt het wezenpensioen-in vergelijking tot de thans geldende regeling-beperktin zoverre geen pensioen kan worden toegekend aan de kinderen van een gewezen wethouder,die zijn geboren na de beëindiging van het wethouderschap.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 1115