kykeli3. De Ctmmissie is bij deze voorgestelde wijzigingen uitgegaan van de gedachtengang,dat in het algemeen de pensionnering van de weduwen en wezen van de wethouders moet geschieden naar de op de dag van be ëindiging van het wethouderschap uit deze functie verkregen rechten. Andere en nieuwe aanspraken kunnen dan na die datum niet meer ontstaan; derhalve kunnen aan een kind,waarvoor op die datum nog geen aanspraak kon bestaan,ook later geen pensioenrechten worden toegekend,uit hoofde van het vo'o'r zijn geboorte beëindigde wethouderschap.Deze gedachten- gang-of schoon de door de Commissie ten deze juist geachte en getrok ken gevolgtrekking in andere overheidspensioenregelingen niet voor- komt-sluit wel aan aan de algemene regel,dat geen recht op pensioen ontstaat voor de nagelaten betrekkingen uit een huwelijk,gesloten na het ontslag uit de betrekking,waaruit een der huwende partijen pensioenaanspraken ontleent. De voorgestelde toekenning van pensioenaanspraken aan de nage laten betrekkingen van de gewezen wethouder,-die zelf recht op pensioen g.ou krijgen bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar,is overeenkomstig dit beginsel.Dit ligt mede ten grondslag aan de in artikel 13 voorge stelde regeling tot toekenning van een kindertoelage aan de gepen- sionneerde wethouder of zijn weduwe,in welk geval een ander dan het aangegeven beginsel gemakkelijk tot een onbillijk of onjuist geachte voorziening zou leiden. In aansluiting aan het in artikel 3 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen rechtsbeginsel is de redactie van artikel 9,eerste lid,zo gekozen,dat het recht op pensioen tevens ontstaat,voor een op het tijdstip van het overlijden c.q.aftreden als wethouder nog niet ge boren, dooh reeds verwacht kind. In één opzicht is de Commissie in de door haar voorgestelde rege ling van de bovenomschreven gedachtengang afgeweken, n.l.waar zij pen sioen wil toekennen aan de weduwe en wezen van een wethouder,overleden voordat hij zelf-wegens het niet voldoen aan het bepaalde inzake de ver eiste diensttijd aanspraak op'pensioen had verkregen. Volgens de geldende regeling bestaat geen aanspraak op wezen pensioen gedurende de periode,dat de moeder der wezen is hertrouwd. In aansluiting aan de door de commissie redelijk geachte en algemeen gebruikelijke regeling op dit punt,meent zij dat het jiuister is,de uit het recht »p pensioen voortkomende inkomsten voor het levensonder houd van de kinderen van'een overleden(gewezen)wethouder veilig te stellen door de bepaling,dat tijdens het nieuwe huwelijk van hun moeder-ge- durende hetwelk het weduwenpensioen vervalt-bedoelde kinderen recht op pensioen hebben als waren zij volle wezen. De hoogte van het w ezenpensioen is opandere wijze uitgedrukt, doch gelijk aan de huidige regeling,behoudens vorengenoemde afwijken de voorziening. herleeft Volgens de huidige bepalingen het pensioen van een hertrouwde weduwe van een(gewezen)wethouder bij ontbinding van het later huwe- lijk door overlijden. Zonder hierbij een oordeel uit te spreken omtrent de Nederlandse huwelijkswetgeving en de op de jurispridentie steunende practische toepassing daarvan,acht de commissie het niettemin niet juistwanneer ten aanzien van de herleving van pensioenaanspraken,welk verloren gingen door een nieuw huwelijk,in een plaatselijke verordening af breuk wordt gedaan aan een voor de gehele staatsgemeenschap geldende regel inzake het huwelijksrecht.De voorgestelde redactie sluit daar om aan deze algemene rechtsregeling aan. Dit artikel voorziet in de toekenning van een kindertoelage aan de gepensionneerde wethouder en aan de weduwe van een(gewezen)wet- houder. Overeenkomstig de bij artikel 9 gegeven toelichting meent de Commissie,dat een kindertoelage aan deze gepensionneerden alleen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 1117